Oefentoets Unit 5

Oefentoets Unit 5
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefentoets Unit 5

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
ademen - kin - krullend - postkantoor - raam - sleutel - uitgeven
Don’t worry, keep your CHIN up!

Slide 2 - Open vraag

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
ademen - kin - krullend - postkantoor - raam - sleutel - uitgeven
Please, can you open the WINDOW? It’s hot in here!

Slide 3 - Open vraag

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
ademen - kin - krullend - postkantoor - raam - sleutel - uitgeven
I can’t open the door if I can’t find my KEY.

Slide 4 - Open vraag

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.


Ronaldo can ____ (schoppen) the ball really far.

Slide 5 - Open vraag

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.


Please wear a ____ (helm); it’s safer.

Slide 6 - Open vraag

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.


It’s important to take care of your ____ (lichaam).

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste Engelse woorden in. Gebruik:
cheap - cinema - face - near - sell - swimming

You’ve got spaghetti sauce all over your ____.

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste Engelse woorden in. Gebruik:
cheap - cinema - face - near - sell - swimming

I really like ____ in the sea.

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste Engelse woorden in. Gebruik:
cheap - cinema - face - near - sell - swimming

I want to ____ my old LEGO on eBay.

Slide 10 - Open vraag

Vergelijken: -er, -est
Vul de juiste vormen in van de woorden tussen haakjes.
(fast) A rabbit is ____ a mouse, but an antelope is ____.

Slide 11 - Open vraag

Vergelijken: -er, -est
Vul de juiste vormen in van de woorden tussen haakjes.
(sweet) A banana is ____ an apple, but a mango is ____.

Slide 12 - Open vraag

Vergelijken: -er, -est
Vul de juiste vormen in van de woorden tussen haakjes.
(dark) The colour brown is ____ yellow, but black is ____.

Slide 13 - Open vraag

Veel: much, many, a lot of
Kies het juiste woord.

Do you have ________ cousins?
A
a lot of
B
much
C
many

Slide 14 - Quizvraag

Veel: much, many, a lot of
Kies het juiste woord.

She’s got _______ dresses.
A
a lot of
B
much
C
many

Slide 15 - Quizvraag

Veel: much, many, a lot of
Kies het juiste woord.

I don’t have _____ money.
A
a lot of
B
much
C
many

Slide 16 - Quizvraag

Heden en toekomst: present simple, present continuous en will/shall. Kies steeds de juiste vorm.
Nasheen (works / is working / will work / shall work) at the moment.

Slide 17 - Open vraag

Heden en toekomst: present simple, present continuous en will/shall. Kies steeds de juiste vorm.
Dory always (walks / is walking / will walk / shall work) to the supermarket.

Slide 18 - Open vraag

Heden en toekomst: present simple, present continuous en will
Kies steeds de juiste vorm.
I (travel / am travelling / will travel) to Turkey next summer.

Slide 19 - Open vraag

Heden en toekomst: present simple, present continuous en will / shall
Maak de zinnen compleet. Gebruik de woorden tussen haakjes. Gebruik de present simple, de present continuous, will of shall.

(I - to run) ____ in the park every day.

Slide 20 - Open vraag

Heden en toekomst: present simple, present continuous en will / shall
Maak de zinnen compleet. Gebruik de woorden tussen haakjes. Gebruik de present simple, de present continuous, will of shall.

(we - to cycle) ____ to school?

Slide 21 - Open vraag

Heden en toekomst: present simple, present continuous en will / shall
Maak de zinnen compleet. Gebruik de woorden tussen haakjes. Gebruik de present simple, de present continuous, will of shall.

(my mum - not - to visit) ____ grandma at the moment.

Slide 22 - Open vraag

Wat heb je nog nodig om de toets goed te kunnen maken?
Niets, ik ga een dikke voldoende halen!
Ik moet nog meer oefenen.
Ik heb hulp van de docent nodig.

Slide 23 - Poll

Slide 24 - Link