4V Vaardigheidsdossier

Vaardigheids-

dossier



4 VWO


Spaans


Periode 4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

Vaardigheids-

dossier



4 VWO


Spaans


Periode 4

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen: 
# Ik kan korte fimpjes in het Spaans (op A2 niveau) bekijken en de belangrijkste informatie hieruit filteren.
# Ik kan examenteksten op A2 niveau begrijpen en hier op een effectieve manier examenvragen over beantwoorden
# Ik weet welke leesstrategieën ik kan inzetten bij verschillende vraagsoorten.
# ik herken de (bevestigende) gebiedende wijs in het Spaans in teksten.
# Ik kan de (bevestigende) gebiedende wijs gebruiken bij het wijzen van de weg.
# Ik kan de trappen van vergelijking toepassing in de beschrijving van personen of producten. 

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud:

1. Kijk- en luistervaardigheid

2. Leesvaardigheid.

3. Spreekopdracht a.d.h.v. grammaticaal onderwerp

4. Schrijfopdracht a.d.h.v. grammaticaal onderwerp

Slide 3 - Tekstslide

1. Kijk-en luistervaardigheid


1.1 Leer de volgende woorden:

derrotar = verslaan

iniciar = starten

la propiedad = het eigendom

(in)justo = (on)eerlijk

el embargo = het embargo (handelsverbod)

presionar = onder druk zetten

aprobar (ue) = toestaan

la apertura = de opening

Slide 4 - Tekstslide

1.2 Vídeo
1. Mirad el vídeo siguiente y responded a las preguntas.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1.3 Di si las frases son verdaderas o falsas.

1. Durante el gobierno de Batista, las relaciones con EEUU son malas.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 7 - Quizvraag

2. Fidel Castro derrota a Batista en 1960.
A
verdadero
B
falso

Slide 8 - Quizvraag

3. Con Castro, Cuba se transforma en un régimen socialista
A
verdadero
B
falso

Slide 9 - Quizvraag

4. Fidel Castro nacionaliza muchas empresas de los Estados Unidos.
A
verdadero
B
falso

Slide 10 - Quizvraag

5. Además, Fidel Castro es un enemigo de la Union Soviética.
A
verdadero
B
falso

Slide 11 - Quizvraag

6. Con el presidente Kennedy, el embargo sobre Cuba es total.
A
verdadero
B
falso

Slide 12 - Quizvraag

7. El presidente Clinton inicia una apertura con Cuba.
A
verdadero
B
falso

Slide 13 - Quizvraag

8. Las empresas estadounidenses pueden invertir libremente en Cuba.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Bekijk de volgende video over LAS VACACIONES en beantwoord daarna de vragen.

Slide 16 - Tekstslide

Di si la frase es verdadera o falsa.
1. A regina le gustan los EE UU por la playa.
A
verdadero
B
falso

Slide 17 - Quizvraag

2. A Regina le gusta mucho el mar.
A
verdadero
B
falso

Slide 18 - Quizvraag

3. Regina no tiene preferencia sobre los tipos de viajes.
A
verdadero
B
falso

Slide 19 - Quizvraag

4. Regina prefiere viajar solo con sus amigas.
A
verdadero
B
falso

Slide 20 - Quizvraag

5. Este año viaja a Acapulco por dos semanas.
A
verdadero
B
falso

Slide 21 - Quizvraag

6. Regina quiere ir a Europa porque todavía no conoce el continente.
A
verdadero
B
falso

Slide 22 - Quizvraag

2. Leesvaardigheid
  • Je gaat aan de slag met vier Examenteksten VMBO TL: zie GB achterin tekst 8, 9, 10 en 12 
  • Neem het boekje Stappenplannen Examentraining door (blz 1-5)
  • Bekijk de teksten + vragen en noteer welk stappenplan je bij welke vragen gaat gebruiken.
  • Ga nu aan de slag met de teksten en gebruik daarbij de algemene tips + passende stappenplannen.
  • Markeer in de tekst waar volgens jou het bewijs staat van het juiste antwoord.
  • Vragen en antwoorden in het Spaans? Zet de vertaling erbij. 
  • Noteer de vertaling van opgezochte woorden in de kantlijn. 
  • Als je een tekst af hebt, controleer je je antwoorden met nakijkblad van je docent.

Slide 23 - Tekstslide

3. grammatica & spreken
  • Lees in je TB p. 122-123 de informatie over de Imperativo Afirmativo (6.7) door.
  • Bekijk ook de volgende slide.
  • Maak de oefening A t/m E op blz 48-49 in je Gele Boekje en kijk na als je klaar bent. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Spreekopdracht: Indicar el camino
1. Bekijk op de volgende slide de werkwoorden die je nodig hebt om de weg te kunnen wijzen. Noteer deze (+vertaling) in je schrift.
2. Zoek ook de vertaling op van de woorden in het Nederlands in de rechterkolom en noteer in je schrift. 
3. Klaar? Laat controleren door je docent.
4. Schrijf nu een dialoog tussen twee personen waarin de weg wordt gevraagd (en uitgelegd). Beide personen moeten minimaal 5x een verschillend ww in de imperativo gebruiken. Gebruik hierbij de afbeelding van slide nr 27.
5. Laat je dialoog controleren door je docent en oefen totdat je deze uit je hoofd kan doen.
6. Klaar? Probeer nu je klasgenoot door het doolhof van slide 28 te leiden. Je instructies zijn alleen in het Spaans! Vraag een kopietje aan je docent om op te tekenen. 

Slide 26 - Tekstslide

zoek op:
1. Bekijk op de volgende slide de werkwoorden die je nodig hebt om de weg te kunnen wijzen. Noteer deze (+vertaling) in je schrift.
2. Zoek ook de vertaling op van de woorden in het Nederlands in de rechterkolom en noteer in je schrift. 
3. Klaar? Laat controleren door je docent.
4. Schrijf nu een dialoog tussen twee personen waarin de weg wordt gevraagd (en uitgelegd). Beide personen moeten minimaal 5x een verschillend ww in de imperativo gebruiken. Gebruik hierbij de afbeelding van slide nr 27.
5. Laat je dialoog controleren door je docent en oefen totdat je deze uit je hoofd kan doen.
6. Klaar? Probeer nu je klasgenoot door 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

4. Grammatica & schrijven


1. Lees de informatie over de trappen van vergelijking GB p. 44-45

2. Bekijk de oefeningen in je Gele Boekje op blz 46-47 nog een keer.

3. Maak de extra oefeningen op Study Spanish (Basic-Quiz en Mini test)

4. Ga nu verder met de volgende slides:

Extra oefeningen op Study Spanish

Slide 30 - Tekstslide

Beschrijvingen
Geef van de foto's op de volgende slides een beschrijving. Maak daarbij gebruik van de trappen van vergelijking (minstens 3 zinnen per foto)

Slide 31 - Tekstslide

Describe dos personas en la foto.
Usa por lo menos tres veces
los grados de comparación.

Slide 32 - Open vraag

Compara estos dos coches.
Usa los grados de comparación.

Slide 33 - Open vraag