Imparfait

L'objectif du cours

Aan het einde van de les kan ik de imparfait herkennen & gebruiken om aan te geven dat iets in het verleden heeft plaatsgevonden. 
(TB blz.58)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

L'objectif du cours

Aan het einde van de les kan ik de imparfait herkennen & gebruiken om aan te geven dat iets in het verleden heeft plaatsgevonden. 
(TB blz.58)

Slide 1 - Tekstslide

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)

In het Nederlands is de o.v.t.  Bijvoorbeeld:

lopen >> ik liep

hebben> ik had

gaan >> ik ging

en ga zo maar door !

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de IMPARFAIT?

Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden.

Gewoonte: Tous les jours, j'allais chez ma grand-mère. (Ik ging)

Beschrijving: Le concert était super. (was)


Slide 3 - Tekstslide

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)


1. nous-vorm van het werkwoord

2. "ons" eraf

3. juiste uitgang erachter (jeais/tuais/il/elle/onait/nousions/vousiez/ils/ellesaient)


Slide 4 - Tekstslide

Stam+uitgang
Exemples:
Je (porter) portais          (nous portons)
Elle (avoir) avait               (nous avons)
Tu (aller) allais                  (nous allons)
Nous (faire) faisions     (nous faisons)



Slide 5 - Tekstslide

Let op
De imparfait van het werkwoord "être" is onregelmatig.
Ik was = J'étais
ét is de stam
ais is de uitgang bij "je"
Exemple:
Nous étions
Er was: c'était

Slide 6 - Tekstslide

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 7 - Sleepvraag

Aller
Imparfait

Slide 8 - Woordweb

Nous (imparfait) ___
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avoins

Slide 9 - Quizvraag

vous (avoir, imparfait)
A
avions
B
avez
C
aviez
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 11 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait

Tu (regarder

Nous (chercher

Marc (trouver

Vous (aller

Laura et Joey (travailler

Slide 12 - Tekstslide

Zet onderstaande zinnen in de imparfait
Je suis au concert. 
Vous parlez anglais. 
Elle a 15 ans. 
Tu fais du sport? 

Slide 13 - Tekstslide

Zet onderstaande zinnen in de imparfait
Je suis au concert. J'étais au concert.
Vous parlez anglais. Vous parliez anglais.
Elle a 15 ans. Elle avait 15 ans.
Tu fais du sport? Tu faisais du sport?

Slide 14 - Tekstslide