le 10 décembre
Bonjour!
Qui n'est pas là?
Vous avez passé un bon week-end?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bonjour!
Qui n'est pas là?
Vous avez passé un bon week-end?
Slide 1 - Tekstslide
Actualité
Les gilets jaunes?
Qu'est-ce que c'est?
Ils manifestent contre quoi?
Chercher des mots dans le texte de www.1jour1actu.com
Slide 2 - Tekstslide
LE TRAVAIL DE LA SEMAINE
- Faire et corriger: ex. 33-35, 38-40 - Apprendre: voca G, gramm H, phrases-clés I
- Réviser: voca F, parler chapitre 3 etc
- S'entraîner: en ligne (slim stampen)
Slide 3 - Tekstslide
AUJOURD'HUI
- Parler! (n.a.v. 31 C)
- Devoirs: questions jusqu'à 32? Voca F? Gramm H?
- Corriger ensemble ex 32
- Prononciation: phrases-clés I + ex. 33
- Devoirs:
- faire: ex 34 + 35
- apprendre: phrases-clés I / grammaire H
Slide 4 - Tekstslide
Parler
Kun je zeggen hoeveel broers en zussen je hebt?
Iets zeggen over hoe je broers en zussen zijn?
Wanneer jezelf jarig bent en wanneer anderen jarig zijn?
Hoe oud je bent en hoe oud je binnenkort zult zijn?
Vertellen hoe oud anderen zijn (opa/oma ook?) ?
Zeggen wat iets is? (ex 28)
Slide 5 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
C'est quand l'annniversaire de Joris?
Son anniversaire, c'est aujourd'hui!
C'est quand, ton anniversaire?
Mon anniversaire, c'est le ....
Le frère de Julian s'appelle comment?
Son frère s'appelle Lucas.
Woordjes die aangeven van wie iets is.
Utilisez les phrases clés J!
Slide 6 - Tekstslide
De vorm van het bezittelijk voornaamwoord
Slide 7 - Tekstslide
Hoe kies je het juiste bezittelijk vnw?
Kijk naar het woord dat erachter staat! Bijv.
mijn moeder = ma mère (vrouwelijk)
jouw zus = ta soeur (vrouwelijk)
onze tantes = nos tantes (meervoud)
zijn broer = son frère
haar broer = son frère! (let op!)
Attention! Kijk naar het bezit en niet naar de bezitter!
Slide 8 - Tekstslide
Let op! (uitzondering)
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie. = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre. = Dat is zijn geodriehoek.
Slide 9 - Tekstslide
Au boulot
Au travail!
Maak nu de opdrachten die hierbij horen: ex. 30 + 31
Devoirs:
30 + 31
apprendre: voca F, grammaire H
Slide 10 - Tekstslide
Attention
Bij eendatum gebruik je:
le ... (getal) .... (maand)
le 27 mars
le 15 juin
le 20 avril
Maar: bij de eerste van de maand, gebruik je 'premier"
le premier mars
Utilisez les phrases clés J!
Slide 11 - Tekstslide
LA FIN
MERCI POUR VOTRE ATTENTION!
Qu'est-ce que tu as appris?
(ZIJN ER TIPS EN/OF TOPS?)
