SP_PA1_h2_herhaling 22 23

¡Hola!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

¡Hola!

Slide 1 - Tekstslide

Yo me presento...
Me llamo... Mariana Mozdzer (Ik ben... je naam)

Yo tengo...50 años (Ik ben... je leeftijd)

Yo soy... argentina (Ik ben...je nationaliteit)

Yo vivo en... La Haye (Ik woon in... je stad, buurt)
Schrijf het op in je schrift!

Slide 2 - Tekstslide

¡Hablemos!
¿Cómo te llamas? Me llamo ...
¿De dónde eres? Soy ...
¿Qué lenguas hablas? Hablo ...(holandés, 
berber, árabe, turco, francés, papiamento...)
¿Dónde vives? Vivo en ...
¿Quién es tu amiga/amigo? Ella es (ze is)/El es (hij is)...
¿Cómo? Hoe?
¿Dónde? Waar?
¿Qué? Wat?
¿Quién? Wie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

¿Dónde está ...?
Está...
enfrente = tegenover
al lado = naast
cerca = dicht bij
lejos = ver
aquí = hier
allí = daar

¿Qué hay en la ciudad? 
Hay...

Slide 5 - Tekstslide

Je gebruikt ESTAR voor:
A
Gevoelens
B
Permanente eigenschappen
C
Locatie weergeven
D
Nationaliteit

Slide 6 - Quizvraag

Is de zin juist of onjuist?
Yo soy en el supermercado
Juist
Onjuist

Slide 7 - Poll

Is de zin juist of onjuist?
Ella está española
Juist
Onjuist

Slide 8 - Poll

Is de zin juist of onjuist?
El es inteligente
Juist
Onjuist

Slide 9 - Poll

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Spreken
Eten
Wonen
HABLAR
COMER
VIVIR
Yo - ik
hablo
como
vivo
Tú - jij
hablas
comes
vives
El/Ella - hij/zij
habla
come
vive

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Spreken
Eten
Wonen
HABLAR
COMER
VIVIR
Nosotros - wij
hablamos
comemos
vivimos
Vosotros - jullie
habláis
coméis
vivís
Ellos - ze
hablan
comen
viven

Slide 11 - Tekstslide

Maak een zin met HABLAR

Yo
hablo
hablas
El/Ella
habla

Slide 12 - Open vraag

Maak een zin met COMER

Yo
como
comes
El/Ella
come

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin met VIVIR

Yo
vivo
vives
El/Ella
vive

Slide 14 - Open vraag

Kies de juiste voor van het werkwoord:
Yo .............. en Den Haag
A
vivo
B
vives
C
vive

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste voor van het werkwoord:
Tú .............. en el Instituto
A
como
B
comes
C
come

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste voor van het werkwoord:
El .............. holandés
A
habla
B
hablo
C
hablas

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste voor van het werkwoord:
El .............. en la cantina a las 11.30
A
comes
B
come
C
como

Slide 18 - Quizvraag

¡Gracias!
¡Adiós!

Slide 19 - Tekstslide