Les 5.1 | Bevolkingsgroei in Duitsland

De 6 van deze les
5.1 Bevolkingsgroei in Duitsland

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De 6 van deze les
5.1 Bevolkingsgroei in Duitsland

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling van Duitsland eruit in de periode van 1950 tot 2060

Slide 2 - Tekstslide

Bevolkingsontwikkeling

Slide 3 - Tekstslide

Bevolkingsontwikkelng
Migranten

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Leeftijdsopbouw

Slide 6 - Tekstslide

Leeftijdsopbouw
Demografisch transitiemodel

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Migratie

- Duitsland is een echt immigratieland

- Bijna 25% van de bevolking heeft een migratieachtergrond


Slide 9 - Tekstslide

Migratie
( 4 groepen migranten)
  1. Volksduitsers: mensen uit gebieden die vroeger bij Duitsland hoorden.
  2. Gastarbeiders: Ze kwamen na 1960. Grootste groep zijn de Turken. Zij werkten vooral in de mijnbouw en industriegebieden.

Slide 10 - Tekstslide

3. Arbeidsmigranten: Door open grenzen, veel uit andere EU lidstaten. Vooral uit Polen.

4. Vluchtelingen: bv. uit Syrië, Oekraïne, Afghanistan   

Slide 11 - Tekstslide

Toekomst
  • Recente groei zet niet door
  • Tot 2060 afname van 83 > 73
  • Sterfteovershot groter dan vestegingsoverschot

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Welke twee soorten bevolkingsgroei zijn er?
A
Sociale bevolkingsgroei
B
Natuurlijke bevolkingsgroei
C
Asociale bevolkinsgroei
D
Economische bevolkinsgroei

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geboorteoverschot?
A
Er worden meer mensen geboren als dat er doodgaan.
B
Er worden minder mensen geboren als dat er doodgaan.
C
Er vestigen zich meer mensen dan dat er vertrekken
D
Er vertrekken meer mensen dan dat er zich vestigen

Slide 15 - Quizvraag

gastarbeider


A
Iemand die permanent in een ander land gaat wonen om er te werken.
B
Iemand die (tijdelijk) in een andere stad gaat wonen om er te werken.
C
Iemand die (tijdelijk) in een ander land gaat wonen om er te werken.
D
Iemand die (tijdelijk) in een ander land gaat wonen.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een vestigingsoverschot?
A
Als er meer kinderen geboren worden dan sterfgevallen
B
Als er meer kinderen geboren worden dan emigreren
C
Als er meer immigranten zijn dan sterfgevallen
D
Als er meer immigranten zijn dan emigranten.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide