Week 3 - Levensmiddelenchemie

Levensmiddelenchemie - week 3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Levensmiddelenchemie - week 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Hoe kan ik dit vak het beste volgen? (Herhaling)
  • Terugblik week 2
  • Maken opdracht 1 t/m 8
  • Bespreken opdracht 1 t/m 8
  • Maken opdracht 9 t/m 14
  • Vooruitblik naar volgende week

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan ik dit vak het beste volgen?
Wat heb je nodig?
  • Boekje levensmiddelenchemie
  • BINAS
  • Vragenlijsten vetten, koolhydraten en eiwitten
  • Schrift
  • Pen, potlood, gum
  • Laptop (om op onderzoek uit te gaan)
  • Weekplanning (hierin staan de onderwerpen en opdrachten per les!)

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kan ik dit vak het beste volgen?
Tijdens deze lessen:
  • Eerst zelf onderzoeken! Het heeft geen zin om enkel de antwoorden te bekijken
  • Maak je opdrachten en zorg dat je op schema loopt
  • Zorg ervoor dat je de juiste antwoorden op de vragen verzameld
  • Maken eventueel een begrippenlijst (veel moeilijke woorden!)
  • Begin op tijd met het leren voor de toets
  • Houd overzicht (Print het materiaal en gebruik een snelhechter op je materiaal te verzamelen)


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Afronding week 2
Hoera! Je hebt de opdrachten over vetten afgerond!
De uitwerking van de vragenlijst staat nu op de ELO.

Begrijp je alle opdrachten?
Zo niet? Dan:
  • Neem contact op met docent (zie handleiding online lessen)
  • Stel vragen!
  • Jij bent degene die de toets moet maken en voldoende moet afsluiten

Slide 6 - Tekstslide

Start week 3
Deze week starten we met de theorie over eiwitten

Maak opdracht 1 t/m 8 uit de vragenlijst eiwitten

Tip:
Gebruik het theorieboek (ELO) H3 bij het maken van de opdrachten of ga op zoek op het internet!

Klaar? Bekijk de volgende slides!

Slide 7 - Tekstslide

1. Geef twee andere namen voor eiwitten

Slide 8 - Tekstslide

1. Geef twee andere namen voor eiwitten

Eiwitten worden ook wel:
1. Proteïnen
2. (Poly)peptiden 
genoemd.
Extra uitleg bij vraag 1

Slide 9 - Tekstslide

2. In het lichaam vervullen eiwitten verschillende functies. 

Noem minimaal 5 specifieke functies waarvoor eiwitten in het lichaam dienen.

Slide 10 - Tekstslide

2. In het lichaam vervullen eiwitten verschillende functies. 
Noem minimaal 5 specifieke functies waarvoor eiwitten in het lichaam dienen.
  • Groei, onderhoud en herstel (spiergroei en herstel, weefselgroei en herstel, bloedstolling, haren, nagels)
  • Afweer, immuunsysteem (anti-lichamen zijn opgebouwd uit eiwitten)
  • Transport (verschillende transporteiwitten, o.a. hemoglobine dat zuurstof vervoert, het vervoer van vetzuren door het bloed, het vervoer van cholesterol)
  • Enzymen (bijvoorbeeld om voedingsstoffen af te breken)
  • Hormonen
  • Het regelen van de vochtbalans (eiwitten trekken vocht aan)
  • Bewaken zuur-base evenwicht (wanneer het lichaam te zuur of te basisch is, kan dit levensbedreigend zijn, eiwitten kunnen het lichaam neutraal houden)
Extra uitleg bij vraag 2

Slide 11 - Tekstslide

3. In voeding vervullen eiwitten verschillende functies. 

Welke functies kunnen eiwitten in voeding hebben?

Slide 12 - Tekstslide

3. In voeding vervullen eiwitten verschillende functies. 
Welke functies kunnen eiwitten in voeding hebben?
Voorbeelden van functies die eiwitten in voeding kunnen hebben zijn:
  • Emulgator
  • Stabilisator
  • Binding van vocht
  • Kleur- en smaakstof van het product
Extra uitleg bij vraag 3

Slide 13 - Tekstslide

4. Hoe noem je de bouwstenen waaruit een eiwit bestaat?
Denk aan de kralen van een kralenketting

Slide 14 - Tekstslide

4. Hoe noem je de bouwstenen waaruit een eiwit bestaat?
De bouwstenen of kralen van eiwitten noemt men aminozuren
Extra uitleg bij vraag 4

Slide 15 - Tekstslide


5. Wanneer spreken we van een zuur? 

Geef een aantal voorbeelden van een zuur.

Slide 16 - Tekstslide

5. Wanneer spreken we van een zuur? 
Geef een aantal voorbeelden van een zuur.
Een zuur is een stof die waterstofatomen (H+) afgeeft als je het oplost in water.

Bijvoorbeeld: Het oplossen van zoutzuur in water:
HCl          H+    +     Cl-
Zoutzuur (HCl) valt bij het oplossen in water uiteen in een waterstofatoom (H+) en chlooratoom (Cl-). Het molecuul kan dus een waterstofatoom afstaan.

Voorbeelden van zuren: Zoutzuur, citroenzuur, ascorbinezuur (vitamine C)
Extra uitleg bij vraag 5

Slide 17 - Tekstslide


6. Wanneer spreken we van een base? 

Geef een aantal voorbeelden van een base.

Slide 18 - Tekstslide

6. Wanneer spreken we van een base? 
Geef een aantal voorbeelden van een base.
Een base is een stof die hydroxide-ionen (OH-) levert als je hem in water oplost.
Een base is een stof die een waterstofatoom (H+) kan opnemen.

Voorbeeld 1:
NaOH            Na+       +       OH-

Natriumhydroxide (NaOH) valt bij het oplossen in water uiteen in een natriumatoom (Na+) en een hydroxide molecuul (OH-). Het molecuul levert hydroxide-ionen (OH-).
Extra uitleg bij vraag 6 - deel 1

Slide 19 - Tekstslide

6. Wanneer spreken we van een base? 
Geef een aantal voorbeelden van een base.
Een base is een stof die hydroxide-ionen (OH-) levert als je hem in water oplost.
Een base is een stof die een waterstofatoom (H+) kan opnemen.

Voorbeeld 2:
OH-   +       H+               H2O

Het hydroxidemolecuul (OH-) is negatief geladen en kan een waterstof atoom (H+) opnemen. De reactie uit voorbeeld 2 verloopt bijna nooit.

Voorbeelden van basen: Natronloog (natriumhydroxide opgelost in water), kaliumhydroxide, bariumhydroxide
Extra uitleg bij vraag 6 - deel 2

Slide 20 - Tekstslide



7. Aminozuren hebben zuur/basisch karakter. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 21 - Tekstslide

7. Aminozuren hebben zuur/basisch karakter. Wat wordt hiermee bedoeld?

  • Aminozuren kunnen H+ atomen afstaan en H+ atomen opnemen. 
  • De zuurgroep (COOH) kan een H+ atoom afstaan 
  • De aminogroep (NH2) kan een H+ atoom opnemen.
Extra uitleg bij vraag 7

Slide 22 - Tekstslide

Toelichting bij afbeelding

Slide 23 - Tekstslide




8. Wat betekent het I.E.P. van een aminozuur?

Slide 24 - Tekstslide

8. Wat betekent het I.E.P. van een aminozuur?
  • In zuur milieu gebracht (bij lage pH-waarden dus), is een aminozuur positief geladen
  • In basisch milieu (bij hoge pH) is het aminozuur negatief geladen. 

  • Ergens tussen dat hoog en laag moet zich dus een pH-waarde bevinden waarbij de aminozuurmoleculen gemiddeld neutraal zijn. 
  • Deze bijzondere pH-waarde noemt men het iso-elektrisch punt: het I.E.P.
Extra uitleg

Slide 25 - Tekstslide

Toelichting bij afbeelding
Aminozuur op het I.E.P.
Aminozuur in basisch milieu
Aminozuur in zuur milieu

Slide 26 - Tekstslide

Toe aan pauze?
Neem deze dan nu en ga een andere dag verder met de volgende slides!

Zin om door te gaan?

Klik snel verder, veel succes!

Slide 27 - Tekstslide

Vervolg week 3
We gaan verder met de volgende opdrachten over eiwitten

Maak opdracht 9 t/m 14 uit de vragenlijst eiwitten

Tip:
Gebruik het theorieboek (ELO) H3 bij het maken van de opdrachten of ga op zoek op het internet!

Klaar? Volgende week gaan we verder met de uitleg over deze vragen!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide