Tekstverbanden en signaalwoorden deel 2 RvL

LEZEN
Verbanden en signaalwoorden
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

LEZEN
Verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

vul een verwijswoord in:

Janneke kreeg complimenten ... ze een 9 haalde voor de toets..

Slide 2 - Open vraag

vul een verwijswoord in:

Je moet hier een werkwoord invullen, .... slapen of eten.

Slide 3 - Open vraag

vul een verwijswoord in:

Esther krijgt een playstation ... ze slaagt voor haar examen.

Slide 4 - Open vraag

vul een verwijswoord in:

Ik ben heel vaak ziek geweest ... snap ik de leerstof niet goed.

Slide 5 - Open vraag

Lees de tekst

Slide 6 - Tekstslide

Wat wordt opgesomd bij nummer 4?

Slide 7 - Open vraag

Aan welke twee signaalwoorden herken je de opsomming bij nummer 4?

Slide 8 - Open vraag

Hoe kun je bij nummer 5 zien dat er iets opgesomd wordt?

Slide 9 - Open vraag

Welk signaalwoord voor tegenstelling staat bij nummer 6?

Slide 10 - Open vraag

Uit hoeveel delen bestaat de opsomming bij nummer 7?

Slide 11 - Open vraag

Waarvan worden voorbeelden gegeven bij nummer 8?

Slide 12 - Open vraag

Voor welk publiek is de tekst geschreven?
A
voor bedrijven die stagiaires zoeken
B
voor jongeren van het vmbo
C
voor ouders van jongeren

Slide 13 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: hoewel en toch?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 14 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: opdat, zodat, om
A
middel-doel
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 15 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: zoals en zo?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 16 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: ook en verder?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 17 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: omdat, want, daarom
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 18 - Quizvraag

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: door middel van?
A
middel - doel
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 19 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is
het onderwerp
van de tekst?

Slide 21 - Open vraag

Wat voor
soort tekst
is dit?
A
een handleiding
B
een reclametekst
C
een voorlichtingstekst

Slide 22 - Quizvraag

Noteer de opsomming
uit de tweede zin
van alinea 1.

Slide 23 - Open vraag

In alinea 2 staat een tegenstelling.
Aan welk signaalwoord zie je dit?

Slide 24 - Open vraag

Noteer twee redenen uit alinea 2 waarom je waarschijnlijk wel een stageplek vindt die bij je past.

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verschillen tussen een snuffelstage en een mbo-stage?

Slide 26 - Open vraag

In alinea 3 staat een voorbeeld. Aan welk signaalwoord
kun je dit zien?

Slide 27 - Open vraag

In alinea 4 staan twee opsommingen.
Waarvan zijn dit opsommingen?

Slide 28 - Open vraag

Het woord 'daarnaast' in alinea 5 geeft een opsomming aan. Noteer wat er opgesomd wordt.

Slide 29 - Open vraag

Einde oefentoets

Slide 30 - Tekstslide