debatteren

Debatteren
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Debatteren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert bij debatteren je eigen mening te onderbouwen en goed onder woorden te brengen.
  • Je leert ook kritisch te luisteren en je te verplaatsen in de gedachten van anderen.
  • Je leert anderen te overtuigen.

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord 'debatteren'? Schrijf dit in 3 steekwoorden op.

Slide 3 - Open vraag



  1.  Het is niet de bedoeling dat je van mening verandert. 
  2.  Je probeert niet je tegenstander, maar de jury te overtuigen. 
  3.  De jury bepaalt welke partij gewonnen heeft.

Slide 4 - Tekstslide

Regels tijdens het debat:

1. Debatsleider leidt de discussie en bepaalt wie en wanneer je mag praten.
2. Je gaat staan wanneer je je argument noemt.
3. Je gebruikt geen scheldwoorden
4. Blijf bij de stelling
5. Je valt nooit een persoon aan maar de argumenten van de persoon
6. Je lacht een ander niet uit

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een goede stelling?

Slide 6 - Tekstslide

Een goede stelling:


  • bevat geen ontkenning
  • bevat geen argumenten
  • is kort en bondig
  • is interessant voor voor- en tegenstanders

Slide 7 - Tekstslide

Welke stelling is niet goed geformuleerd
A
Wietteelt moet gelegaliseerd worden
B
Gamen is slecht voor je
C
Ouders moeten zelf betalen voor schoolboeken
D
Alle Nederlanders moeten verplicht orgaandonor worden

Slide 8 - Quizvraag

Bedenk samen met je buurman of buurvrouw een prikkelende stelling.

Slide 9 - Open vraag

Stelling
     
  • Sociale media hebben een slechte invloed op jongeren
  • Alle docenten moeten verplicht een IQ test doen
  • Pesten moet strafbaar worden gemaakt


Slide 10 - Tekstslide

Opdracht B
Opdracht B: Zoek een fragment met een debat (Een fragment met een stelling waarop gereageerd wordt) Denk bijvoorbeeld aan de politiek. Geef hierin aan welke stelling besproken wordt en de argumenten van de voor-en tegenstanders. Dat doe je in een Word-document.
Zet ook een link naar het fragment in dat document.


Slide 11 - Tekstslide