Het Grootboek: De Basis van Boekhouden

Het Grootboek: De Basis van Boekhouden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het Grootboek: De Basis van Boekhouden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je weet wat het grootboek is.
- Je kunt grootboekrekeningen openen.
- Je kunt in het grootboek debiteren en crediteren.
- Je kent de boekingsregels.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zullen hebben geleerd.
Wat weet je al over het grootboek?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 1: Wat is het grootboek?
- Het grootboek is een overzicht van alle financiële transacties van een bedrijf.
- Het bevat verschillende grootboekrekeningen.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat het grootboek is en waarom het belangrijk is voor boekhouden.
Slide 2: Grootboekrekeningen openen
- Grootboekrekeningen worden geopend om specifieke financiële transacties bij te houden.
- Elke grootboekrekening heeft een uniek nummer en een titel.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit hoe grootboekrekeningen worden geopend en waarom het belangrijk is om ze te nummeren.
Slide 3: Debiteren en Crediteren
- Debiteren betekent het verhogen van de waarde in een grootboekrekening.
- Crediteren betekent het verlagen van de waarde in een grootboekrekening.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat debiteren en crediteren betekenen en hoe ze worden toegepast in het grootboek.
Slide 4: Boekingsregels
- De boekingsregels bepalen hoe transacties in het grootboek moeten worden geboekt.
- De regels verschillen afhankelijk van het type grootboekrekening.

Slide 7 - Tekstslide

Leg de basisboekingsregels uit en hoe deze van toepassing zijn op verschillende grootboekrekeningen.
Slide 5: Voorbeeld: Kasrekening
- De kasrekening wordt gedebiteerd bij het ontvangen van contant geld.
- De kasrekening wordt gecrediteerd bij het uitgeven van contant geld.

Slide 8 - Tekstslide

Geef een concreet voorbeeld van hoe de boekingsregels worden toegepast op de kasrekening.
Slide 6: Voorbeeld: Debiteurenrekening
- De debiteurenrekening wordt gedebiteerd bij het verkopen van goederen op krediet.
- De debiteurenrekening wordt gecrediteerd bij het ontvangen van betalingen van klanten.

Slide 9 - Tekstslide

Geef een concreet voorbeeld van hoe de boekingsregels worden toegepast op de debiteurenrekening.
Slide 7: Voorbeeld: Crediteurenrekening
- De crediteurenrekening wordt gedebiteerd bij het inkopen van goederen op krediet.
- De crediteurenrekening wordt gecrediteerd bij het betalen van rekeningen aan leveranciers.

Slide 10 - Tekstslide

Geef een concreet voorbeeld van hoe de boekingsregels worden toegepast op de crediteurenrekening.
Slide 8: Oefening: Grootboekrekeningen openen
- Open de grootboekrekeningen voor de volgende transacties: ontvangen contant geld, verkopen van goederen op krediet, inkopen van goederen op krediet.

Slide 11 - Tekstslide

Laat de studenten in groepen werken en de grootboekrekeningen openen voor de gegeven transacties.
Slide 9: Oefening: Debiteren en Crediteren
- Geef aan of de volgende transacties gedebiteerd of gecrediteerd moeten worden: betaling ontvangen van klant, betaling aan leverancier, inkoop van kantoorbenodigdheden.

Slide 12 - Tekstslide

Laat de studenten individueel of in groepen werken en bepalen of een transactie gedebiteerd of gecrediteerd moet worden.
Slide 10: Oefening: Boekingsregels
- Pas de juiste boekingsregels toe op de volgende transacties: verkoop van goederen op krediet, ontvangen van contant geld, betaling aan leverancier.

Slide 13 - Tekstslide

Laat de studenten individueel of in groepen werken en de juiste boekingsregels toepassen op de gegeven transacties.
Slide 11: Samenvatting
- Het grootboek is een overzicht van financiële transacties.
- Grootboekrekeningen worden geopend en genummerd.
- Debiteren verhoogt de waarde, crediteren verlaagt de waarde.
- Boekingsregels bepalen hoe transacties worden geboekt.

Slide 14 - Tekstslide

Herhaal de belangrijkste punten van de les en zorg ervoor dat de studenten een goed begrip hebben van het onderwerp.
Slide 12: Quizvraag
Wat betekent debiteren in het grootboek?

Slide 15 - Tekstslide

Stel een quizvraag om te controleren of de studenten de betekenis van debiteren begrijpen.
Slide 13: Quizvraag
Wat is het doel van grootboekrekeningen openen?

Slide 16 - Tekstslide

Stel een quizvraag om te controleren of de studenten begrijpen waarom grootboekrekeningen worden geopend.
Slide 14: Interactieve Oefening
Geef een voorbeeld van een transactie en vraag de studenten om te bepalen of deze gedebiteerd of gecrediteerd moet worden.

Slide 17 - Tekstslide

Geef een interactieve oefening waarbij de studenten actief moeten deelnemen en transacties moeten beoordelen.
Slide 15: Voorbeeld: Eigen Vermogen
- Het eigen vermogen wordt gedebiteerd bij winst en verlies.
- Het eigen vermogen wordt gecrediteerd bij kapitaalstortingen of -opnames.

Slide 18 - Tekstslide

Geef een concreet voorbeeld van hoe de boekingsregels worden toegepast op het eigen vermogen.
Slide 16: Voorbeeld: Omzet
- De omzetrekening wordt gedebiteerd bij het verkopen van goederen.
- De omzetrekening wordt gecrediteerd bij het retourneren van goederen.

Slide 19 - Tekstslide

Geef een concreet voorbeeld van hoe de boekingsregels worden toegepast op de omzetrekening.
Slide 17: Oefening: Boekingsregels toepassen
- Pas de juiste boekingsregels toe op de volgende transacties: ontvangen van een kapitaalstorting, verkoop van goederen, betaling van een schuld.

Slide 20 - Tekstslide

Laat de studenten individueel of in groepen werken en de juiste boekingsregels toepassen op de gegeven transacties.
Slide 18: Oefening: Grootboekrekeningen openen
- Open de grootboekrekeningen voor de volgende transacties: ontvangen van een kapitaalstorting, inkoop van goederen, betaling van een schuld.

Slide 21 - Tekstslide

Laat de studenten in groepen werken en de grootboekrekeningen openen voor de gegeven transacties.
Slide 19: Oefening: Debiteren en Crediteren
- Geef aan of de volgende transacties gedebiteerd of gecrediteerd moeten worden: winst maken, kapitaalopname, retourneren van goederen.

Slide 22 - Tekstslide

Laat de studenten individueel of in groepen werken en bepalen of een transactie gedebiteerd of gecrediteerd moet worden.
Slide 20: Afronding
Bedank de studenten voor hun deelname en beantwoord eventuele vragen die ze hebben.

Slide 23 - Tekstslide

Sluit de les af en zorg ervoor dat de studenten weten dat ze bij de volgende les meer kunnen leren over het grootboek.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.