Verwijswoorden

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Leerboek, leesboek, laptop en pen op tafel

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Leerboek, leesboek, laptop en pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Lezen in je boek - Raadgedicht
timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat werken we naar toe?  
H3 Woordenschat - voorvoegsels -blz 76
H4 Woordenschat - achtervoegsels - blz 102
H3 Lijdend voorwerp - blz 80
H4 Meewerkend voorwerp - blz 106
H3 Verwijswoorden - blz 82
H4 Verwijswoorden - blz 108
H3 Voltooid deelwoord - blz 84
H4 Verkleinwoorden - blz 110

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?  

  • Verwijswoorden

  • Oefenen NUMO
  • Evaluatie les
  • Afsluiten

Slide 4 - Tekstslide

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 5 - Tekstslide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 6 - Tekstslide

de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 
is een mannelijk of vrouwelijk woord 
of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.



dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

Slide 7 - Tekstslide

het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 
is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.



heT eindigt op een T - dien daT eindigen ook op een T

Slide 8 - Tekstslide

Verwijswoorden - voorbeeld


de-woorden: verwijs met deze of die



het-woorden: verwijs met dit of dat

de-woorden en het-woorden
Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
het-woorden
onzijdig
het, zijn
dat, dit
de-woorden
mannelijk
hij, hem, zijn
die, deze
vrouwelijk
zij, ze, haar
die, deze
meervoud
zij, ze, hun
die, deze

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
NUMO - TAKEN - VERWIJSWOORDEN

Heb je een vraag?  Steek je vinger op!

Klaar? NUMO - TAKEN - WERKWOORDEN





Slide 11 - Tekstslide

Tot de volgende les!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide