§2.7 Aardrijkskundige vragen

§2.7 Aardrijkskundige vragen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

§2.7 Aardrijkskundige vragen

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg (1)
Om dingen/de wereld beter te begrijpen kun je (aardrijkskundige) vragen stellen. Dat doe je om meer te weten te komen over het onderwerp dat je onderzoekt. Bij dat onderzoek gebruikt je bronnen, zoals kaarten, cijfers in tabellen of grafieken en krantenartikelen.
Er zijn verschillende soorten aardrijkskundige vragen, die ik in de volgende slides uitleg.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg (2)
Beschrijvende vragen. Dat zijn vaak 'eenvoudige' vragen als 'Wat is dat?' of 'Waar is dat?' Vooral 'Waar' is een beschrijvende aardrijkskundige vraag.

Verklarende vragen. Daarmee ga je op zoek naar oorzaken en gevolgen van verschijnselen. Beginnen vaak met 'Waarom': zoals 'waarom gebeurt er juist daar iets?'

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
Voorspellende vragen. Je kijkt daarmee naar hoe de situatie van het verschijnsel in de toekomst zal zijn. Beginnen vaak met 'hoe'.
Waarderende vragen. Je vraagt om een mening of waardeoordeel. Beginnen vaak met 'Is' of 'Hoe'. Bijvoorbeeld: 'Is dit iets wat wij zo willen?' of 'Hoe vinden de mensen dat?'
Oplossingsgerichte vragen. Daarmee ga je opzoek naar realistische oplossingen voor een probleem. Beginnen vaak met 'Wat' en het antwoord is vaak een plan of voorstel. Bijvoorbeeld: 'Wat moet er veranderen?'

 

Slide 4 - Tekstslide

Maak nu de vragen op pagina 70
Kerncentrale Doel (België)

Slide 5 - Tekstslide

Antwoord vragen 1 en 2
1a: Beschrijvende vraag.
1b: Verklarende vraag.
1c: C, want het antwoord geeft een voorspelling voor de toekomst (lange
      termijn).
2a: A beschrijvende vraag.
2b: Je moet eerst weten wat je gaat onderzoeken en om daar achter te 
      komen stel je beschrijvende vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden vraag 3
3a: In België / Doel en Tihange / België en de buurlanden.
3b: Inwoners willen graag dat de kerncentrales sluiten, omdat ze 
      ongerust zijn over hun veiligheid. De overheid wil de kerncentrales 
      niet sluiten, omdat er dan een tekort aan energie ontstaat.
3c: A beschrijvende vragen

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord vraag 4 en 5
4a: Nee.
4b: België produceert geen steenkool of bruinkool. België heeft ook geen  aardgas- of 
      aardolievelden.
4c: Kernenergie is maar een klein deel van de gebruikte energie in de EU. Veel landen 
      gebruiken dus andere energiebronnen.
5a: Voorbeeld van een goed antwoord: Hoe denken de inwoners van België en de 
      buurlanden over de veiligheid van de kerncentrales?
5b: Voorbeeld van een goed antwoord: De bewoners zijn erg bezorgd over de veiligheid van
      de kerncentrales. Zij zijn bang dat er enorme schade kan ontstaan als er een ongeluk in 
      de centrales gebeurt.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord vraag 6
6a: Voorbeeld van een goed antwoord: Hoe kan België 
      ervoor zorgen dat de kerncentrales gesloten worden, 
      maar het land niet zonder energie komt te zitten?
6b: Voorbeeld van een goed antwoord: België moet nu heel 
      snel gaan investeren in duurzame energie, zoals 
      windmolenparken en biomassa. Geleidelijk kunnen de 
      kerncentrales dan gesloten worden.

Slide 9 - Tekstslide

Doen:
Lees 2.8 (P.71 + 72)
Maak vragen 2 + 4 + 5

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video