Skills quiz periode 2

Skills quiz periode 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Skills quiz periode 2

Slide 1 - Tekstslide

Een bloeddruk van 130/75 mmHG is normaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Wat is GEEN uitwendige katheter?
A
Urinaal
B
Uitwendige katheter
C
Condoomkatheter
D
Uritip

Slide 3 - Quizvraag

Wat is GEEN observatie van urine
A
geur
B
snelheid van plassen
C
frequentie urineren
D
kleur

Slide 4 - Quizvraag

Patiënt ziet bleek, reageert niet en je voelt geen hartslag/pols meer bij de patiënt. Wat is er aan de hand?
A
Hartstilstand, roept om hulp bij collega’s en vraagt 112 te bellen
B
Zorgvrager heeft het koud, opwarmen en dan meten
C
dit kan gebeuren, later weer meten
D
Bij sommige patiënten voel je dit nooit

Slide 5 - Quizvraag

De urinestick is positief en verkleurd bij leukocyten ( witte bloedcellen). Aan welke aandoening denk je?
A
Bloedarmoede
B
urineweginfectie
C
galstenen
D
alle aandoeningen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de normaal waarde van pols?
A
60-100 sl.min
B
70-90 sl.min
C
60-80 sl.min
D
RR 120/80 mmHg

Slide 7 - Quizvraag

Je gaat bij zorgvrager temperatuur meten in het oor, deze zorgvrager heeft een gehoorapparaat, wat doe je?
A
Je haalt het gehoorapparaat eruit, en meet na 10 min
B
Je haalt gehoorapparaat eruit en meet hem direct.
C
Ik meet de temepratuur niet
D
Je laat het gehoorapparaat zitten

Slide 8 - Quizvraag

Meet de bloeddruk niet aan arm met wond, oedeem, verlamming
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De zorgvrager heeft een temperatuur van 37,7 C. Wat betekend dit?
A
Hypothermie
B
Verhoging
C
Normale tempratuur
D
Koorts

Slide 10 - Quizvraag

Spreek niet tijdens de meting van bloeddruk/tensie meting
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Bij een bloeddrukmeting mogen de benen niet over elkaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de eerste toon van een serie regelmatige tonen bij het meten van een bloeddruk/tensie?
A
Onderdruk(diastole)
B
Hartslag
C
Complicatie (manchet te groot, te los)
D
Bovendruk (systole)

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke onderstaand antwoord is er sprake van hypertensie?
A
Een pols van 58 sl. min
B
Een pols van boven de 125 sl. min
C
Een bloeddruk van 85/45 mmHg
D
Een bloeddruk van 155/95 mmHg

Slide 14 - Quizvraag

Wat moet regelmatig gecontroleerd worden bij een condoomkatheter?
A
De grootte van de katheter
B
De positie en de huidconditie
C
De kleur van de urine
D
De kleur van de katheter

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een mogelijke complicatie bij het gebruik van een condoomkatheter?
A
Verbeterde mobiliteit
B
Urineweginfectie
C
Lagere kans op decubitus
D
prostaatproblemen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste handeling bij een zeer lage bloeddruk bij een patiënt?
A
Geef een warme drank of iets met suiker
B
Paracetamol geven en bel de arts
C
Laat de patiënt voldoende bewegen
D
Leg de patiënt plat en bel de arts

Slide 17 - Quizvraag

Wat kan de bloeddruk tijdelijk verhogen?
A
Bij het flauwvallen
B
Stressvolle situaties
C
Weinig vochtopname
D
erfelijkheid

Slide 18 - Quizvraag

Waarom moet je handschoenen dragen voordat je de po of urinaal op bed geeft?
A
Omdat de zorgvrager dat wil.
B
Om je handen te beschermen.
C
Om infecties te voorkomen.
D
Omdat het er hygiënisch uitziet.

Slide 19 - Quizvraag

Wat moet je controleren voordat je de po of urinaal op bed geeft?
A
Of de zorgvrager gegeten heeft.
B
Of de zorgvrager comfortabel ligt.
C
Of de zorgvrager genoeg gedronken heeft.
D
Of de po of urinaal schoon en droog is.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een belangrijke voorbereiding voordat je zorgvrager een po of urinaal op bed geeft?
A
Zorg dat je de kamer goed ventileert vooraf.
B
Zorg dat je het bed opmaakt na het geven van de po of urinaal.
C
Zorg dat je de benodigde materialen bij de hand hebt.
D
Zorg dat je de zorgvrager eerst wast.

Slide 21 - Quizvraag

Hoe wordt de zuurstofsaturatie gemeten?
A
Met een oximeter
B
Met een thermometer
C
Met een stethoscoop
D
Met een bloeddrukmeter

Slide 22 - Quizvraag

Wat kan een lage zuurstofsaturatie meting veroorzaken?
A
Te veel zuurstof
B
Ademhalingsproblemen
C
Stress
D
Koorts

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn mogelijke oorzaken van incontinentie bij oudere zorgvragers?meerdere antwoorden
A
Te veel lichaamsbeweging
B
Overmatig vochtinname
C
Verminderde blaascontrole
D
Verzwakte bekkenbodemspieren

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het meest geschikte plan voor de zorgvrager met een temperatuur van 39,8 C?
A
de arts bellen en de temperatuur regelmatig controleren.
B
De zorgvrager extra warme dranken geven en de arts bellen
C
De zorgvrager een koude kompres geven en paracetamol geven
D
De zorgvrager onder een koude douche zetten en de arts bellen

Slide 25 - Quizvraag

Welke plek is geschikt om de hartslag te voelen? meerdere antwoorden
A
nek
B
hals
C
elleboog
D
pols

Slide 26 - Quizvraag

Hoe kan je een ontspannen ademhaling stimuleren? meerdere antwoorden
A
Oppervlakkig ademhalen
B
Regelmatig pauzeren en diep ademhalen
C
iemand laten schrikken
D
Diep ademhalen vanuit de buik

Slide 27 - Quizvraag

Wat vond je het meest interessante skills oefening uit de afgelopen periode?

Slide 28 - Woordweb