Renaissance 1

Wat betekent 'renaissance'?
1 / 32
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat betekent 'renaissance'?

Slide 1 - Open vraag

Renaissance
  • Betekent: wedergeboorte van de Griekse en Romeinse kunst en cultuur

  • Periode tussen ongeveer 1450-1600

  • Ontstaan in Italië

Slide 2 - Tekstslide

middeleeuwen
Renaissance
Gedenk te sterven
Carpe diem
Pluk de dag
Memento mori 

Slide 3 - Sleepvraag

Anders denken over het leven en de dood
  • Memento mori (Gedenk te sterven), wordt carpe diem (Pluk de dag)

  • Mensen gaan meer leven voor het leven nu, en niet voor het leven na de dood

  • God en geloof blijven heel erg belangrijk, maar het vertrouwen in de kerk wordt minder

Slide 4 - Tekstslide

Katholieke kerk (1)
  • Christelijke kerk

  • Staat onder leiding van de Paus in Rome (vandaar ook wel: Rooms-Katholieke Kerk)

  • Hiërarchisch: er is een duidelijke leider en indeling van macht

  • De mis (kerkdienst) en de Bijbel zijn in het Latijn

Slide 5 - Tekstslide

Katholieke kerk (2)
  • Er staan beelden in de kerk

  • Deze beelden (van bijvoorbeeld heiligen) worden soms ook vereerd

  • Ook relieken (overblijfselen van heiligen) worden vereerd

  • Er zijn magische handelingen en rituelen, zoals: wijn/bloed en brood/lichaam

Slide 6 - Tekstslide

Reformatie (1)
  • Betekent hervorming

  • In dit geval hervorming van de katholieke kerk

  • Begint aan het einde van de middeleeuwen, in de 15e eeuw

  • Protesteren tegen de macht en rijkdom (o.a. door aflaten) van de katholieke kerk

Slide 7 - Tekstslide

Reformatie (2)
  • Belangrijkste hervormers: Maarten Luther en Johannes Calvijn

  • In 1517 komt Luther met 95 stellingen (vooral tegen aflaten)

  • Hij hoopt dat de Paus mee wil denken en de Kerk zal hervormen

  • Luther wordt echter door de Paus in de ban gedaan

Slide 8 - Tekstslide


Waarom heeft Luther succes?

  • Door de uitvinding van de boekdrukkunst kunnen de teksten van Luther snel worden gekopieerd en verspreid.
  • Luther wordt gesteund én beschermd door machtige Duitse vorsten.
  • De ideeën (van eenvoud en soberheid) spreken veel arme gelovigen aan.
  • Veel gelovigen zijn het niet eens met de aflaten: Luther durft er iets van te zeggen.

Slide 9 - Tekstslide

Maarten Luther (1483-1546)
Duitse monnink die grote moeite had met de aflaten en levensstijl van de geestelijken. 
Veel aanhangers in Duitsland.
Johannes Calvijn (1509-1564)
Zwitserse hervormer die vond dat beelden niet in de Kerk thuishoorden. 
Veel aanhangers in Nederland

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen van de reformatie
  • Splitsing in de christelijke kerk (1517): ontstaan van de protestantse kerken (ook wel: hervormde- of gereformeerde kerk) naast de katholieke Kerk

  • Protestantse kerk spreekt veel (arme) mensen in West-Europa aan.

  • Vervolging van protestanten (ketters)

Slide 11 - Tekstslide

Protestantse kerk
  • Christelijke kerk

  • Er is geen duidelijke leider

  • De mis (kerkdienst) en de Bijbel zijn in de volkstaal

  • Geen beelden en/of verering van heiligen en relieken (is afleiding)

  • Sobere handelingen

Slide 12 - Tekstslide

Hoewel er grote en kleine verschillen zijn...
...horen beide kerken bij de christelijke godsdienst

Slide 13 - Tekstslide


Protestantse kerk of
Katholieke kerk?

Verering van heiligen
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 14 - Quizvraag


Protestantse kerk of
Katholieke kerk?

Sobere handelingen
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 15 - Quizvraag


Protestantse kerk of
Katholieke kerk?

Verering van relieken
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 16 - Quizvraag


Protestantse kerk of
Katholieke kerk?

De Paus is de leider
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 17 - Quizvraag

Welke van de stellingen is juist?


1 Toen Luther zijn stellingen bedacht wilde hij een
nieuwe kerk beginnen.
2 De Paus wilde wel met Luther praten over zijn
ideeën.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 18 - Quizvraag

→Sleep de onderdelen naar de juiste plek
Protestant
Katholiek
Maarten Luther
De Paus
Aflaten
Bijbel in volkstaal
Latijnse kerkdienst
Sober
Beeldenverering
Reliekenverering
'Kale' kerk
Beelden in de kerk
'Magische' handelingen
Sobere handelingen

Slide 19 - Sleepvraag

Het 
Wilhelmus

Slide 20 - Tekstslide


Over wie gaat het
Wilhelmus eigenlijk?
A
Willem Alexander
B
Willem van Oranje-Nassau
C
Koning Willem III
D
Willem van Hanegem

Slide 21 - Quizvraag

Het Wilhelmus gaat over Willem van Oranje-Nassau, een Nederlandse edelman die in 1568 in opstand kwam tegen de Spaanse koning.

Het Wilhelmus was een strijdlied van de soldaten/geuzen. Ze steunden Willem van Oranje-Nassau in de opstand.

Slide 22 - Tekstslide


Hoeveel coupletten heeft 
het Wilhelmus.
A
2 coupletten
B
8 coupletten
C
15 coupletten
D
18 coupletten

Slide 23 - Quizvraag

Naamdicht
Het is een heel lang lied met 15 coupletten. De hele tekst van het Wilhelmus staat hier. Kijk maar eens welke naam je krijgt als je alle eerste letters van de coupletten naast elkaar schrijft. Let op: de Z = S en de V = U.
Extra weetje
Meestal wordt alleen het eerste couplet gezongen. In de Tweede Wereldoorlog zong men ook vaak het zesde couplet erbij. Dat gaat over ‘de tirannie verdrijven’ en het gaf moed om tegen de Duitse overheersing te strijden.

Slide 24 - Tekstslide

couplet 1
couplet 2
couplet 3
alle 1e regels

Slide 25 - Tekstslide

Wat betekenen de dikgedrukte rode woorden?
Zich verontschuldigen of iemand sparen.
Geminacht, met minachting bejegend.
Genezing, geluk brengend.
Bang zijn.
Oud Hollands woord voor legermacht.
 In acht nemen of nakomen.
Oud Hollands woord voor gehoorzamen.
Een hekel hebben aan

Slide 26 - Sleepvraag

Slide 27 - Tekstslide

tip
Sleep het juiste begrip in het juiste kader.
tip

Slide 28 - Tekstslide

Gezelschapsspel
Boeken met emblemata waren populair bij de burgers in de 17e eeuw. 

Het was een populaire spelvorm om de diepere boodschap te raden uit motto en pictura. Het subscriptio gaf het antwoord.

Slide 29 - Tekstslide

Uit welke drie onderdelen bestaat een embleem?

Slide 30 - Open vraag

motto, pictura, subscriptio

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide