16-12 corona 1

Hallo!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo!

Slide 1 - Tekstslide

Thema is klaar
  • Is het gelukt met leren?
  • Heb je nog vragen?
  • Heb je de hele mindmap afgekregen en zijn alle doelen beantwoord. 
  • Heeft iedereen de lesson up geleerd? 
  • Zijn er nog andere vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Mini quiz om te kijken hoe jullie hebben geleerd. (ook fijn voor jezelf.)
morgen
Drempeltoets



Gelijk na de vakantie (donderdag) tentamen op school.

Slide 3 - Tekstslide

welke organen spelen een rol bij eiwitvertering
A
12-vingerige darm, dunne darm
B
alvleesklier, lever
C
mondholte, maag, 12-vingerige darm
D
dunne darm, dikke darm

Slide 4 - Quizvraag

Functie van emulgeren
A
bacteriën doden
B
vetdruppels kleiner maken
C
verteren van voedingsstoffen
D
voedingsstoffen opnemen in het bloed

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heten de lichaamseigen eiwitten die voedingsstoffen kunnen verteren (knippen)?
A
Glycogeen
B
Enzymen
C
Insuline
D
Bacteriën

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent verteren?
A
het afbreken van grote voedingsstoffen in kleinere stoffen
B
Het opbouwen tot grote voedingsstoffen
C
het toevoegen van verteringssappen

Slide 7 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen behoef je niet te verteren?
A
water
B
mineralen
C
vitaminen
D
alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 8 - Quizvraag

welke voedingsstoffen moet je verteren?
A
eiwit, vet, water
B
eiwit, vet, koolhydraten
C
water, vitamine, vet
D
water, vitamine, mineralen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het doel van verteren?
A
Voedingsmiddelen klein maken.
B
Voedingsstoffen vermalen.
C
Voedingsstoffen zo klein maken dat ze door de darmwand kunnen.
D
Voedingsmiddelen omzetten tot ontlasting

Slide 10 - Quizvraag

Alles wat je eet moet je lichaam verteren. In alles wat je eet zitten ook voedingsstoffen. Een paar voorbeelden van voedingsstoffen zijn: vetten, eiwitten en zetmeel. Bekijk de grafiek hiernaast.
-->In welk orgaan is de hoeveelheid voedingsstoffen het laagst?
A
mond
B
maag
C
dunne darm
D
twaalfvingerige darm

Slide 11 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen kan alvleessap verteren?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Allemaal

Slide 12 - Quizvraag

In welke stand is de huig bij ademhalen? En het strotklepje?
A
huig 1, strotklepje 1
B
huig 1, strotklepje 2
C
huig 2, strotklepje 1
D
huig 2, strotklepje 2

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet nummer 10?
A
Huig
B
Strotklepje

Slide 14 - Quizvraag

Wat gebeurt er wanneer je je verslikt?
A
De huig en de strottenklep staan dicht
B
De huig staat open en de strottenklep staat dicht
C
De huig staat dicht en de strottenklep open
D
De huig en de strottenklep staan open

Slide 15 - Quizvraag

Op volgorde
nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm

Slide 16 - Quizvraag

De maag heeft darmperistaltiek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Voedingsmiddel of voedingsstof
croissantje
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 18 - Quizvraag

Kalkwater is een indicator.

A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Een indicator voor zetmeel is:
A
Joodoplossing
B
Helder kalkwater

Slide 20 - Quizvraag

Wat is pasteurisatie van melk?
A
korte tijd koelen van melk tot -30 graden en daarna
B
verhitting van melk tot 70 graden
C
verhitting van melk tot 100 graden
D
verhitting van melk tot 120 graden

Slide 21 - Quizvraag

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)

Slide 22 - Quizvraag

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 23 - Quizvraag

2 stukjes aardappel, waarvan 1 twintig seconden in een mond wordt gehouden.
Beide aardappelen krijgen jodium toegediend. 1 kleurt wel en de andere niet?
Hoe kan dit?

Slide 24 - Open vraag

In koudere gebieden groeien planten meestal langzamer dan in warmere gebieden. Ook als er voldoende water, licht en koolstofdioxide voor de fotosynthese aanwezig zijn, groeien deze planten niet even snel. Leg uit:

Slide 25 - Open vraag

Voedingsstoffen direct opneembaar:

Slide 26 - Open vraag