les 10 - 1V - lunes 7 de abril 2025

Les 10 - 1V - periode 3 - lunes 7 de abril 2025
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 10 - 1V - periode 3 - lunes 7 de abril 2025

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen & leren we vandaag? 
  • Nogmaals uitleg over de regelmatige werkwoorden (15 m)
  • Nakijken ej. 25c + 26 (20m)
  • Korte break (5m)
  • Vraagwoorden leren (bron G) + oefeningen (20m)
  • Plenda + woordenschat leren F, G, H (20m)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen met de werkwoorden
1.
yo
2.
3.
él - ella - usted
4. 
nosotros
5. 
vosotros
6.
ellos - ellas

Slide 4 - Tekstslide

Respuestas 25
  1. Zaida vive en Madrid.
  2. Susana y Álvaro viven en Betanzos.
  3. ¿Tú vives en La Coruña?
  4. Mis padres y yo vivimos en España.
  5. Yo vivo en una ciudad.
  6. Vosotros, ¿vivís en el centro? 

Slide 5 - Tekstslide

Oefening 26 (WB blz. 48)
1. ¿Álvaro canta mucho?
2. No, pero (=maar) mis hermanos cantan mucho. 
3. ¿Álvaro, escuchas la canción (=het liedje) de mis hermanos?
4. Susana y Merche viven cerca del supermercado. 
5. ¿Vosotros coméis tomates?



cantar = zingen * escuchar = luisteren * vivir = wonen

Slide 6 - Tekstslide

Oefening 26 (WB blz. 48)
6. Sí, mi hermano y yo comemos muchos tomates.
7. Yo, no como mucho.
8. Señor Martínez, ¿usted vende (=verkoopt) café (=koffie)?
9.  No, yo vendo té (=thee).
10. Pero (=maar), el Alcampo sí vende café. 




comer = eten * vender = verkopen
Let goed op welke persoon iets doet

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Vraagwoorden in het Spaans

Slide 9 - Tekstslide

A trabajar...
Jullie maken opdrachten 21a + 21b + 21c (WB blz. 45)

  • gebruik hierbij je aantekening van zojuist
  • en/of de woordenlijst op blz. 56 (WB)
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Respuestas 21a
1. Wie?
¿Quién?
5. Wanneer?
¿Cuándo?
2. Wat?
¿Qué?
6. Welke?
¿Cuál?
3. Waar?
¿Dónde?
7. Hoeveel?
¿Cuánto?
4. Waarom?
¿Por qué?

Slide 11 - Tekstslide

Respuestas 21b 
1. ¿Cuál es tu casa?                               Welke is jouw huis?
2. ¿Cuánto cuestas los tomates?   Hoeveel kosten de tomaten?
3. ¿Cuándo llega el autobús?           Wanneer komt de bus aan?
4. ¿Quién es tu amiga?                        Wie is jouw vriendin?
5. ¿Dónde están los tomates?         Waar zijn/liggen de tomaten?

Slide 12 - Tekstslide

Respuestas 21c 
1.
Quién
2.
Dónde
3.
Por qué
4.
Cuánto
5.
Qué

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk in Plenda (ma 14-4)

  • Lezen: alle woordjes bron F, G, H (blz. 55/56 WB) --> SP-NL 
  • --> gebruik evt. de Blooket-link
  • Leren: bron I (grammatica) --> regelmatige werkwoorden op -ar, -er, en -ir

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide