Gespreksvoering LSD

Activiteiten van de luisteraar
  • Waarnemen/opnemen van informatie
  • Verplaatsen in de ander
  • Interpreteren van informatie
  • Selecteren van informatie
  • Informatie beoordelen
  • Voorbereiden van reactie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Activiteiten van de luisteraar
  • Waarnemen/opnemen van informatie
  • Verplaatsen in de ander
  • Interpreteren van informatie
  • Selecteren van informatie
  • Informatie beoordelen
  • Voorbereiden van reactie

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kun je laten merken
dat je actief luistert?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

LSD Luisteren

LSD staat voor Luisteren, Samenvatten en Doorvragen

Luisteren: voor luisteren is een actieve houding nodig. Daarnaast moet je selectief luisteren. 
Dit betekent dat je filtert en de kern uit het gesprek herhaalt. 

Slide 6 - Tekstslide

LSD Samenvatten
Je checkt of je de ander goed begrijpt
je helpt om de rode draad vast te houden
je stelt de ander gerust: 'ik luister echt naar je'

Samenvatten wil zeggen dat je het verhaal kort en helder in je eigen woorden herhaalt en controleert of dit klopt

Slide 7 - Tekstslide

LSD: Doorvragen
Door goed op te letten - wat zegt de ander en wat zegt hij/zij juist niet? - kun je op het  juiste moment de goede vragen stellen. 

Je kunt vage uitspraken verhelderen (wat bedoel je met 'de laatste tijd'?) 
Ook kun je algemene uitspraken concreet maken ('kun je een voorbeeld geven? ) 

Slide 8 - Tekstslide

Parafraseren 
parafraseren betekent letterlijk: herformuleren
Je herhaalt een kort stukje van iemands verhaal in je eigen woorden. 

Je kunt een parafrase beginnen met: 'als ik goed naar je luister...'

Het verschil met een samenvatting is dat een samenvatting gaat over een groter deel van het verhaal.

Slide 9 - Tekstslide

Soorten vragen
  • open vragen
  • gesloten vragen
  • keuzevragen
  • reflecterende vragen
  • confronterende vragen
  • dubbele vragen
  • suggestieve vragen
  • de 'waarom'-vraag

Slide 10 - Tekstslide

SOORTEN VRAGEN
- open vragen                              (Wat heb je gisteren gedaan?)
- reflecterende vragen             (Hoe vond je het gaan?)
- indirecte vragen                       (Ik zou willen weten of je mee gaat)
- gesloten vragen                       (Heb je een computer bij je?)
- suggestieve vragen                (Dat vind jij toch ook niet leuk?)
- directe vragen                           (Ben je blij met je studiekeuze?)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

En dan nu...
Zelf aan de slag!

Slide 13 - Tekstslide

open vraag
Een open vraag is een vraag waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. 

Geef de ander ook even bedenktijd. 
Open vragen beginnen vaak met een vraagwoord
Wat hoe wanneer wie waar waarom

Slide 14 - Tekstslide

gesloten vraag
Op een gesloten vraag is in feite maar één antwoord mogelijk: 
JA / NEE

Deze vragen beginnen vaak met een werkwoord 


Slide 15 - Tekstslide

Confronterende vragen
Een confronterende vraag is een vraag waarin je de ander duidelijk maakt dat hij/zij iets tegenstrijdigs heeft in zijn houding of verhaal. 

Bijv: Je zegt dat je betrokken bent, maar je zit onderuit gezakt en je kijkt op je smartphone. Kun je dat toelichten?

Slide 16 - Tekstslide

suggestieve vragen
Suggestieve vragen sturen naar een gewenst antwoord. 
Dit soort vragen biedt de ander geen ruimte. 
Je krijgt meestal een sociaal wenselijk antwoord. 
Bijv: "Daar heb je zeker wel spijt van?" 

Vermijd suggestieve vragen!

Slide 17 - Tekstslide

De 'waarom'-vraag
De 'waarom'-vraag vraagt naar een reden of verantwoording
 Als je iemand vraagt waarom hij iets gedaan heeft, lijkt dit een open vraag, maar is vaak lastig te beantwoorden en kan heel confronterend zijn.  
Kan wel maar zet deze bewust in! 

Slide 18 - Tekstslide