Les 5

Nederlands
Allerlei
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3,4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Allerlei

Slide 1 - Tekstslide

Op de volgende pagina staat een sleepvraag.
Lees de zinnen op de volgende bladzijde, sleep de woorden naar de goede zin.

Slide 2 - Tekstslide

Hij heeft het niet gedaan!
Mijn jas kan niet dicht. Mijn....... is kapot.
Mijn vader komt ....... om zes uur thuis.
Het eten ziet er ......... uit.
Smakelijk
Gewoonlijk
Ritssluiting
Onschuldig

Slide 3 - Sleepvraag

Op de volgende pagina staat een sleepvraag.
Lees de zinnen op de volgende bladzijde, sleep de woorden naar de goede zin.

Slide 4 - Tekstslide

Wees toch ........ bij het oversteken.
De kortste maand van het jaar is .........
Ik vind Bart ........, hij deelt nooit iets uit.
Hij was ....... voor zijn examen.
Februari
Voorzichtig
Gierig
zenuwachtig

Slide 5 - Sleepvraag

Filmpje
Op de volgende pagina vind je een filmp[je.
Bekijk het filpje goed!
Aan het einde vh filmpje wordt gesproken over het scanne van qr codes....... dit hoef jij NIET te doen!
Kijk het filmpje, luister goed en klik vervolgens door naar de opdrachten.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Verkleinwoorden: goed of fout?
kindermenuutje
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is niet goed geschreven?
(verkleinwoorden)
A
pateetje
B
tantetje
C
lolly'tje
D
tosti'tje

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je het volgende woord?
A
a3-tje
B
A3-tje
C
A3-tje
D
A3'tje

Slide 10 - Quizvraag

Verkleinwoorden: goed of fout?
Jongetje
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

verkleinwoorden van oma, ski en café zijn goed geschreven bij:
A
oma'tje, skietje en cafeetje
B
omaatje, ski'tje en cafe'tje
C
omaatje, skietje en café-tje
D
oma'tje, ski'tje en cafeetje

Slide 12 - Quizvraag

Link
Op de volgende bladzijde staat een link.
Klik op de link.
Maak de tien meerkeuze vragen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Maak een zin met twee verkleinwoorden
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Kijk goed naar het voorbeeld!
Voorbeeld:
leven- ik.........- hij ..........- het paard ...........
Jij moet het volgende invullen:
leef 
leeft
leeft
Klik door en maak de opdrachten :-)

Slide 16 - Tekstslide

Vul in:
Geven=> ik....... zij....... het meisje.........

Slide 17 - Open vraag

Vul in:
Beven=> ik....... hij....... de oude man.........

Slide 18 - Open vraag

Vul in:
durven=> ik....... hij....... de jongen.........

Slide 19 - Open vraag

Vul in:
kiezen=> ik....... zij....... mama.........

Slide 20 - Open vraag

Vul in:
reizen=> ik....... hij ....... papa.........

Slide 21 - Open vraag

Vul in:
bevriezen=> ik....... hij ....... het water .........

Slide 22 - Open vraag

Vul in:
lezen=> ik....... hij ....... opa.........

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Zet het woord in meervoud:
kruisspin -

Slide 25 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
vaatdoek -

Slide 26 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
gasstel -

Slide 27 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
servet -

Slide 28 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
kroket -

Slide 29 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
wandrek -

Slide 30 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
tuinpad -

Slide 31 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
gymzaal -

Slide 32 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
laars -

Slide 33 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
kaars -

Slide 34 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
ooglid -

Slide 35 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
snijboon -

Slide 36 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
luchtbel -

Slide 37 - Open vraag

Zet het woord in meervoud:
giraf-

Slide 38 - Open vraag

Je bent nu klaar met deze les.


Fijn weekend!

Slide 39 - Tekstslide