Samenvatting H4 (VWO)

H4 Pluriforme samenleving 2/2
§4.6 Patronen van integratie
  • Grondwetsartikelen pluriforme samenleving.
  • Drie fases migratie: vermijding, conflict, aanvaarding (nieuwkomers en ingezetenen).


  • Standpunten politieke partijen: Kosmopolitisch / nationalistisch.
§4.4 Migratie naar Nederland
  • Drie motieven migratie: economisch, politiek, sociaal.
  • Restrictief toelatingsbeleid.
  • Internationale verdragen: VN-Vluchtelingenverdrag, Verdrag van Schengen, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
§4.5 Europese dilemma's
  • Vluchtelingen Europees maatschappelijk vraagstuk: Verdrag van Schengen - uitdagingen.
  • Mening geven wel/niet vluchtelingen: vanuit 4 kanten bekeken.
  • Vier factoren die lastig maken Europees beleid.
  • vier motieven segregatie
  • drie oorzaken conflict
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H4 Pluriforme samenleving 2/2
§4.6 Patronen van integratie
  • Grondwetsartikelen pluriforme samenleving.
  • Drie fases migratie: vermijding, conflict, aanvaarding (nieuwkomers en ingezetenen).


  • Standpunten politieke partijen: Kosmopolitisch / nationalistisch.
§4.4 Migratie naar Nederland
  • Drie motieven migratie: economisch, politiek, sociaal.
  • Restrictief toelatingsbeleid.
  • Internationale verdragen: VN-Vluchtelingenverdrag, Verdrag van Schengen, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
§4.5 Europese dilemma's
  • Vluchtelingen Europees maatschappelijk vraagstuk: Verdrag van Schengen - uitdagingen.
  • Mening geven wel/niet vluchtelingen: vanuit 4 kanten bekeken.
  • Vier factoren die lastig maken Europees beleid.
  • vier motieven segregatie
  • drie oorzaken conflict

Slide 1 - Tekstslide

1. Vermijding veroorzaakt segregatie
Vier functies van segregatie op de korte termijn:
  1. Het vermindert de conflicten tussen bevolkingsgroepen.
  2. Het vergemakkelijkt de sociale controle binnen de groepen.
  3. Mogelijkheden een stem te hebben in de politiek.
  4. Makkelijker om een eigen groepsidentiteit/levensstijl te behouden.

De nieuwkomers organiseren zichzelf (zelforganisatie), de ingezetenen hebben vermijdingsgedrag.
§4.6

Slide 2 - Tekstslide

Huidig migratiedebat
Provinciale Staten verkiezingen 2023

Wat zien we terug in de huidige discussie over migratie?
Oordelen over cultuurverschillen:
  • Cultuurrelativisme
  • Cultuuruniversalisme
  • Etnocentrisme
Manieren om naar vluchtelingenvraagstuk te kijken:
  • Morele kant
  • Belangenkant
  • Onmacht
  • Het recht
Politieke benaderingen integratie:
  • Nationalistisch
  • Kosmopolitisch
§4.2 Cultuur en identiteit
§4.5 Europese dilemma's
§4.6 Patronen van integratie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

H4 Pluriforme samenleving
STAP 1 (klassikaal)
  1. Lees de leerdoelen (in stilte en alleen).
  2. Markeer de begrippen.
  3. Markeer de leerdoelen die je lastig vindt.

Ben je klaar? Wacht in stilte even op je klasgenoten.
STAP 2 (eigen keuze)
Kies één van onderstaande manieren om te leren:
  1. Luister naar de klassikale uitleg.
  2. Werk de leerdoelen uit: alleen of met één iemand anders.
  3. Maak een begrippenlijst: alleen of met één iemand anders.
  4. Maak de huiswerkopgaven.

Oefenen met open vragen (toepassing)
Kennis en begrip van de leerstof (zelfstandig)
Kennis  van de leerstof (zelfstandig)
+ mk-vragen oefenen (einde)

Slide 5 - Tekstslide

 rechten en plichten -
H4 Pluriforme samenleving 1/2
§4.3 Wij en zij
  • Wij-zij-denken: link met stereotypen en vooroordelen.
  • Vier negatieve gevolgen wij-zij-denken.
§4.2 Cultuur en identiteit
  • Proces socialisatie: cultuur, normen en waarden, socialiserende instituties, informatie/imitatie/sociale controle (sancties), internalisatie.
  • Invloed socialisatie: Persoonlijke identiteit >>> sociale identiteit.
  • Meningen (on)gelijkwaardigheid culturen: cultuurrelativisme, cultuuruniversalisme, etnocentrisme.
§4.1 Wat is een pluriforme samenleving
  • Pluriforme samenleving: dilemma van eenheid en verscheidenheid'
  • Cultuur: drie functies.
  • Cultuur: dominant, subcultuur, tegencultuur.
  • Zes factoren culturele diversiteit.
§4.6: Nederland verandert
  • Individualisering.
  • Globalisering.
  • Emancipatie.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe wordt het overgedragen:
  • Imitatie
  • Informatie
  • Sociale controle

Dat zijn groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten overdragen.
Gemeenschappen waar je gekozen/niet-gekozen toe behoort:
  • Gezin
  • School
  • Geloof
  • Overheid
  • Media
  • enz.
Anderen die je gedrag bijsturen:
  • Je wordt beloond voor goed gedrag
  • en gestraft (sancties voor slecht gedrag).
mensen hebben zich waarden, normen en gewoonte eigen gemaakt en gaan zich automatisch gedragen zoals hun omgeving van hen verwacht.
Door socialisatie ontwikkel je identiteit:
  • persoonlijke
  • sociale identiteit.
Overdragen van cultuur(kenmerken)
positief/negatief | formeel/informeel
  • Formele positieve sancties
  • Formele negatieve sancties
  • Informele positieve sancties
  • Informele negatieve sancties
§4.2

Slide 7 - Tekstslide




Cultuurrelativisme
  • culturen zijn gelijk
  • cultuur beoordelen vanuit de waarden en normen van die cultuur


Maar vaker zie je...



Cultuuruniversalisme
  • gaat uit van universele waarden (bv. Universele verklaring rechten mens)
  • culturen beoordelen vanuit die universele waarden
Oordelen over cultuurverschillen
Etnocentrisme = de eigen groep wordt gezien als het middelpunt van waaruit gedacht wordt.
Is cultuuruniversalisme het Westerse etnocentrisme?
§4.2

Slide 8 - Tekstslide


  1. Discriminatie en racisme
  2. Angst voor het vreemde
  3. Polarisatie
  4. (negatieve) Reactie van de 'outgroup'
Sociale ongelijkheid
Maatschappelijke gevolgen wij-zij-denken
Xenofobie = haatdragendheid vreemde
  • Oneerlijke behandeling aanvechten (College rechten van de Mens).
  • Keren zich af van de samenleving en trekken terug in eigen groep.
  • Ze keren zich tegen de maatschappij of groep die hen uitsluit en gaan deze bestrijden
minder sociale cohesie
Radicalisering en extremisme
§4.3

Slide 9 - Tekstslide

H4 Pluriforme samenleving 2/2
§4.6 Patronen van integratie
  • Grondwetsartikelen pluriforme samenleving.
  • Drie fases migratie: vermijding, conflict, aanvaarding (nieuwkomers en ingezetenen).


  • Standpunten politieke partijen: Kosmopolitisch / nationalistisch.
§4.4 Migratie naar Nederland
  • Drie motieven migratie: economisch, politiek, sociaal.
  • Restrictief toelatingsbeleid.
  • Internationale verdragen: VN-Vluchtelingenverdrag, Verdrag van Schengen, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
§4.5 Europese dilemma's
  • Vluchtelingen Europees maatschappelijk vraagstuk: Verdrag van Schengen - uitdagingen.
  • Mening geven wel/niet vluchtelingen: vanuit 4 kanten bekeken.
  • Vier factoren die lastig maken Europees beleid.
  • vier motieven segregatie
  • drie oorzaken conflict

Slide 10 - Tekstslide

Verdrag van Schengen (1/2)
maakt vluchtelingenbeleid een Europees vraagstuk
Twee uitdagingen:
  1. Wie bewaakt de buitengrenzen?
  2. Samenwerking is noodzakelijk i.v.m. doorschuiven vluchtelingen stromen.
Vier manieren om naar het vluchtelingenvraagstuk te kijken:
  1. Morele kant: Het 'goede' + welzijn eigen volk versus mensen in nood
  2. Belangen kant: wat hebben we er wel/niet aan?
  3. Onmacht: buitengrenzen
  4. Het recht: (internationaal)
Let op leerdoel! Je kan een mening geven over wel of niet opvangen van vluchtelingen en daarbij argumenten geven vanuit de vier verschillende kanten die in deze paragraaf besproken worden.
§4.5

Slide 11 - Tekstslide

Wat maakt één samenhangend Europees asiel- en migratiebeleid lastig?

Vier factoren:
  1. Verschillen in pluriformiteit (kloof Oost en West Europa)
  2. Onderlingen solidariteit (Dublin-verordening)
  3. Nationale belangen (politieke visies regering lidstaten)
  4. Verschillen integratiebeleid (- integratie = - minder aanvraag)
Verdrag van Schengen (2/2)
maakt vluchtelingenbeleid een Europees vraagstuk
§4.5

Slide 12 - Tekstslide

1. Vermijding veroorzaakt segregatie
Vier functies van segregatie op de korte termijn:
  1. Het vermindert de conflicten tussen bevolkingsgroepen.
  2. Het vergemakkelijkt de sociale controle binnen de groepen.
  3. Mogelijkheden een stem te hebben in de politiek.
  4. Makkelijker om een eigen groepsidentiteit/levensstijl te behouden.

De nieuwkomers organiseren zichzelf (zelforganisatie), de ingezetenen hebben vermijdingsgedrag.
§4.6

Slide 13 - Tekstslide