9-2: Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Blz. 218 t/m 221: Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden naar vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blz. 218 t/m 221: Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden naar vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden.

Slide 1 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
verwijswoorden
enkelvoud, mannelijk
hij, hem, zijn
enkelvoud, vrouwelijk
zij, ze, haar
enkelvoud, onzijdig
het, zijn
meervoud bij personen
zij, ze, hen
meervoud bij dieren/dingen
ze, hun

Slide 2 - Tekstslide

Vul in wat op de puntjes hoort.

Omdat mama ziek is, neemt ..... een paracetamol.

Slide 3 - Open vraag

Vul in wat op de puntjes hoort.

De kinderen vragen hun ouders om .... te helpen met huiswerk.

Slide 4 - Open vraag

Vul in wat op de puntjes hoort.

De voetballer heeft een blessure. Daarom heeft ..... verband om zijn been. Dat ondersteunt....... .

Slide 5 - Open vraag

Vul in wat op de puntjes hoort.

De pakjes appelsap staan in de koelkast, zodat ..... lekker koel blijven.

Slide 6 - Open vraag

Vul in wat op de puntjes hoort.

Het schoentje past niet, omdat .... te klein is.

Slide 7 - Open vraag

Maken/huiswerk
Blz. 218/219: opdracht 1, 2, 3.
Blz. 220/221: opdracht 1, 2, 3.
Klaar: lezen.

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel behaald? Lukt dit nu?
Aan het eind van de les kun je op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden naar vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden.

Slide 9 - Tekstslide

Maken/huiswerk
Blz. 206/207: opdracht 1 t/m 3. 
Blz. 218/219: opdracht 1 t/m 3.
Blz. 220/221: opdracht 1 t/m 3.
Klaar: lezen.

Slide 10 - Tekstslide