In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welcome back!
Slide 1 - Tekstslide
Today's Goals
You can use the English alphabet to spell out words
You know the difference between the use of my and mine.
Today's Checklist
Grammar Note: The Alphabet
Grammar Note: my vs. mine
Do: Exc. 33, 34
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
The Alphabet Game
Sit together play the game with a classmate.
Think of a name (for example someone famous) and write it down. Make sure that your classmate doesn't see it! Spell the name for your classmate, slowly and clearly.
Can your classmate guess the name?
Take turns!
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 5 - Woordweb
BEZIT AANGEVEN
This is my bike.
Is that your car?
That it his house.
It is her bag.
BEZIT AANGEVEN
It is mine.
Is that yours?
It is his.
It is hers.
Slide 6 - Tekstslide
My book- Mijn boek
Your book- jouw boek
His book - zijn boek
Her book- haar boek
Our book- ons boek
Your book- jullie boek
Their book- hun boek
Mine- van mij
Yours- van jou
His- van hem
Hers- van haar
Ours- van ons
Yours- van jullie
Theirs- van hen
Slide 7 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Gebruik: om aan te geven van wie iets is.
Dit kun je op twee manieren doen.
Bij elke persoon kun je twee manieren gebruiken.
This is my Ipad. This Ipad is mine.
Slide 8 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat iets van iemand is.
This is my computer. You are sitting at your desk.
OF: The computer is mine. The desk is yours.
Slide 9 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoord
(bijvoegelijk)
My (mijn)
Your (jouw)
His/Her/Its (zijn/haar/het)
Our (onze)
Your (jouw)
Their (hun)
Bezittelijke voornaamwoord
(zelfstandig)
Mine (van mij)
Yours (van jou)
His/Hers (van hem/van haar)
Ours (van ons)
Yours (van jullie)
Theirs (van hen)
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld:
1. This is my bag - This bag is mine.
(Dit is mijn tas - Deze tas is van mij)
2. That is your car - that car is yours.
(Dat is jouw auto - Die auto is van jou)
3. Those are her shoes - those shoes are hers.
(Dat zijn haar schoenen - Deze schoenen zijn van haar).
Slide 11 - Tekstslide
..... favourite subject is French.
A
my
B
mine
Slide 12 - Quizvraag
............ pencil is broken. Can I borrow ............?
A
mine - yours
B
your - mine
C
my - yours
D
yours - mine
Slide 13 - Quizvraag
Tess has lost ............ book, so I gave her ............
A
my - mine
B
her - mine
C
hers - mine
D
hers - my
Slide 14 - Quizvraag
...... sister is the best!
A
Mai
B
Mine
C
My
D
Mijn
Slide 15 - Quizvraag
............ computer is a Mac, but ............ is a PC.