Quiz Interbellum
1 / 14
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke bepaling stond NIET in het Verdrag van Versailles?
A
Duitsland wordt een republiek
B
Duitsland verliest Elzas-Lotharingen aan Frankrijk
C
Duitsland mag een leger van maximaal 100.000 soldaten hebben
D
Het Rijnland wordt gedemilitariseerd
Slide 2 - Quizvraag
De Spartakisten-opstand van 1919 was een opstand van Duitse ...
A
Fascisten
B
Democraten
C
Communisten
D
Soldaten
Slide 3 - Quizvraag
Wat was de oorzaak van de hyperinflatie in Duitsland,
begin jaren '20?
begin jaren '20?
A
De Fransen bezetting van het Roergebied
B
De werkloosheid in Duitsland
C
De armoede
D
De herstelbetalingen
Slide 4 - Quizvraag
Wat schreef Hitler NIET in 'Mein Kampf'?
A
Duitsland moet groter worden
B
De Vrede van Versailles moet worden afgeschaft
C
Duitsland streeft naar meer gelijkheid
D
Duitsland heeft grondstoffen nodig
Slide 5 - Quizvraag
Sleep de kenmerken naar de bijbehorende staatsvorm:
timer
1:00
Totalitaire staat
Liberale democratie
Parlement
Dictator
Eenpartijstaat
Propaganda
Eenheid
Verdeeldheid
Individu voorop
Collectief voorop
Indoctrinatie
Vrijheid van meningsuiting
Censuur
Slide 6 - Sleepvraag
Wat is het belangrijkste verschil tussen fascisme en nationaal-socialisme?
A
Anti-semitisme
B
Klassenstrijd
C
Nationalisme
D
Eenpartijstelsel
Slide 7 - Quizvraag
De knokploeg en de beveiliging van de NSDAP worden ... genoemd.
A
Gestapo
B
SA
C
SS
D
Hitlerjugend
Slide 8 - Quizvraag
De lijfwacht van Hitler wordt ... genoemd.
A
NSB
B
SA
C
SS
D
VS
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer werd Hitler kanselier?
A
1933
B
1929
C
1922
D
1932
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
De Dolkstootlegende:
1. Wie/wat is het?
2. Waar/wanneer is het?
3. Waarom is het belangrijk?
1. Wie/wat is het?
2. Waar/wanneer is het?
3. Waarom is het belangrijk?
timer
1:30
Slide 12 - Open vraag
Fascisme
1. Wie/wat is het?
2. Waar/wanneer is het?
3. Waarom is het belangrijk?
1. Wie/wat is het?
2. Waar/wanneer is het?
3. Waarom is het belangrijk?
timer
1:30
Slide 13 - Open vraag
Dawesplan
1. Wie/wat is het?
2. Waar/wanneer is het?
3. Waarom is het belangrijk?
1. Wie/wat is het?
2. Waar/wanneer is het?
3. Waarom is het belangrijk?
timer
1:30
