Prepositions

Grammar: words
Prepositions (voorzetsels)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar: words
Prepositions (voorzetsels)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions
Prepositions (voorzetsels) zijn woorden zoals on, in, at, for, from, into, between, after.
Ze worden veel gebruikt in het Engels.
Hetzelfde geldt voor het Nederlands. Denk bijvoorbeeld aan: bij, van, aan, voor, met, in, op.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions
Het Engels bevat veel voorzetsels. 
Vele ervan hebben meerdere betekenissen, zoals at:
  • Don’t shout at me! (tegen)
  • I’ll see you at seven o’clock. (om)
  • I saw him at the railway station. (op)
  • I met her at the bus stop. (bij)
  • I’m really good at this. (in)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions
Een aantal voorzetsels is makkelijker te onthouden als je ze aan een thema koppelt:
  • Tijd
  • Plaats
  • Beweging
  • Uitdrukkingen en werkwoorden met een vast voorzetsel

Slide 4 - Tekstslide

Tijd en plaats hebben regels.
Beweging en uitdrukkingen kan je alleen uit je hoofd leren.
Prepositions of time

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of time

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of time
But wait, there's more:
  • England have not won the World Cup since 1966. (sinds)
  • Steve has been ill for a week now. (al)
  • We need that report by Wednesday. (niet later dan)
  • I’m away from three to/till/until four. (van … tot)
  • Could you email us within a week, please? (binnen)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place
But wait, there's more:
  • Matthew lives close to the city centre. (dicht bij)
  • I often sit next to Lotte during meetings. (naast)
  • We have a shed at the back of / behind our house. (achter)
  • There’s a parking area across the road. (aan de overkant)
  • In front of our office there’s a cinema. (voor)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of movement
A few examples:
  • Let’s walk through this tunnel. (door)
  • Our family moved to Belgium in 2010. (naar)
  • We drove from Glasgow to Edinburgh. (van … naar)
  • I walked past a small, medieval church. (langs)
  • I saw them walk out of the building. (uit)
  • We skated across the lake. (over)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fixed prepositions 
A few examples:
  • in my opinion (naar mijn mening)
  • at the same time (tegelijk, tegelijkertijd)
  • in memory of (ter nagedachtenis aan)
  • lack of (gebrek aan)
  • need for (behoefte aan)
  • with regard to (met betrekking tot)
  • on average (gemiddeld)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fixed prepositions 
A few examples:
  • to look after (zorgen voor)
  • to look at (kijken naar)
  • to look for (zoeken naar)
  • to suffer from (lijden aan)
  • to be good at (goed zijn in)
  • to be dependent on (afhankelijk zijn van)
  • to be in favour of (de voorkeur geven aan)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I was born __ 4 March 2002 __ Rotterdam.
Julian lives __ London, __ 44 Blake Street.
I’m not good __ maths.
I don’t like to be dependent __ other people.
I usually get up __ 8:15.
Sue works at a petrol station __ Hill Road.

on
in
at
on
in
in
at
at

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ms Finn is out of office ____ 28 April until 12 May.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Don’t forget to send the information ___ time. We need it.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

___ my opinion his remark shows a lack ___ respect for us.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

How much is 546 divided ___ two?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

They’re ___ flight 311 to Hamburg.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Does this patient suffer ___ depression?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies