Alle voorzetsels door elkaar

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Präpositionen und Fälle

Welkom !!!!

Vandaag gaan we aan de slag met alle voorzetsels en ook hun naamvallen.

Veel succes !!!!

Je hebt 3 groepen van voorzetsel geleerd. De groepen die met derde, vierde en derde/vierde naamval verbonden zijn.

Wij kijken of je het nog steeds weet.

aus,bei, mit, nach, seit, von, zu, außer,gegenüber,entgegen zijn met de .......... naamval

1. 1
2. 3
3. 4
4. 3 en 4

Welke voorzetsels zijn altijd met de 4e naamval?

Welke voorzetsels zijn de keuzevoorzetsels?

(3 of 4 naamval) Ergens zijn, geen beweging: je krijgt na deze voorzetsels de ........ naamval

1. 3e naamval
2. 4e naamval

(3 of 4 naamval) ergens komen , bewegen: je krijgt na deze voorzetsels de ....... naamval

1. 3e naamval
2. 4e naamval

Als je kunt vragen: wann? (waanner) gebruik je de ........... naamval

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Als je kunt vragen: wo? (waar) gebruik je de ........... naamval

1. 3e
2. 4e

Als je kunt vragen: wohin? (waarheen) gebruik je de ........... naamval

1. 3e
2. 4e

Als je geen van de 3 vragen kunt stellen (omdat je er geen antwoord op krijgt), dan is het altijd de .......... naamval.

1. 1e
2. 3e
3. 4e

..............................behalve bij de voorzetsels............ en ...............

1. auf
2. an
3. in
4. über

........na deze voorzetsels krijg je namelijk de ........ naamval!

1. 3e
2. 4e

Let op! Nu een paar opdrachten met voorzetsels. Kijk goed WELK voorzetsel het is: 3e nv? 4e nv?

Das Auto fuhr schnell aus d........ Garage (v)

1. der
2. die
3. das
4. den

Ohne mein......... Trabi (m) fahre ich nicht.

1. -
2. e
3. es
4. en

Seid ihr alle gegen dies........ Wettkampf (m)?

1. er
2. en
3. es
4. -

Er kauft Futter für d......... Hund

1. der
2. den
3. die
4. das

Hast du das von mein............. Mutter gehört?

1. e
2. es
3. er
4. en

Warum willst du morgen nicht zu dein........... Eltern (mv)gehen?

1. e
2. en
3. er
4. -

Seit ein.......... Jahr (o) wohnt er in Spanien

1. -
2. em
3. er
4. en

Bei dein..........Oma will ich übernachten.

1. er
2. e
3. em
4. -

Nu gaan we aan de slag met de voorzetsels die soms met de 3 en soms met de 4 naamval zijn

Unter d............. Bett (o) liegt das Kuscheltier.(o)

Der Ball rollt unter d...... Auto (o)

Ich hänge meine Jacke an d..... Haken (m)

Ich komme in ein...... Stunde (v)

Hinter d..... Schule (v) ist ein Spielplatz

Die Lampe ist auf d..... Boden (m) gefallen

Ich liege gern in mein......... Bett (o)

Die Kinder spielen auf d....... Straße (v)

Er springt von dem Trampolin auf d.......... Straße.

Ich spreche gerne über mein....... Freund.

und jetzt noch ein bisschen Spaß..........

0

Wat betekent hetzelfde als "scheiße"?

1. Geil
2. Blödmann
3. Arschloch
4. Mist

Wat zeg je als je wilt dat iemand stil is?

Wat betekent "Depp"?

1. eikel
2. idioot
3. sukkel
4. trut

Hoe zeg je dat iemand een loser is?

1. Teller
2. Klugscheißer
3. Flasche
4. Becher

Aan wie vertellen jullie over deze scheldwoorden les?

1. Niemand!!!!
2. iedereen
3. mijn ouders
4. de schoolleiding

Als iemand vraagt hoe je Duitse scheldwoorden hebt geleerd zeg je:

1. Van internet
2. tijdens de lessen Duits
3. van mijn docente
4. geleerd op school