SEMANA 22 - MARTES 3-6-25

SEMANA 22 - MARTES 3-6-25
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SEMANA 22 - MARTES 3-6-25

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué día es hoy?
La fecha de hoy en español

Hoy es ....

Slide 3 - Tekstslide

Aquí el profe puede simplemente escribir la fecha de hoy en la pizarra para ir más rápido. Creo que es bueno incluir esto  para despertar la curiosidad. 
¿QUÉ TIEMPO HACE HOY?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿TIENES LOS MATERIALES?
LIBRO DE TEXTO
CUADERNO
BOLI
LAPTOP CON BATERÍA
RENZO
ANISSA
QUINT
FINN
CAITHLYNN
LOTUS
DEAN
GIULIO

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN
  1. Ik weet hoe regelmatige werkwoorden op -ar, -er en -ir in het Spaans worden vervoegd.

  2. Ik weet hoe een bijvoeglijk naamwoord wordt aangepast aan het zelfstandig naamwoord in het Spaans (mannelijk/vrouwelijk, enkelvoud/meervoud).

  3. Ik heb alle opdrachten zorgvuldig afgerond.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leren voor de toets PW4 (periode D)
 Verbos regulares - regelmatige werkwoorden - nieuw
Vocabulario Presentarse - woordenschat om je voor te stellen (schrijfopdracht)
Adjetivos (lezen en schrijven) bijvoeglijke naamwoorden (mooi/ jong, etc) herkennen, betekenis weten en kunnen schrijven. Iemand kunnen beschrijven.

Bijvoorbeeld, Soy inteligente y muy simpática.
Werkwoorden: hablar, escuchar, escribir, comer, cantar, vivir, tener, comprender, gustar (me gusta/gustan), ser, estar

Woordenlijsten in Quizlet



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ABRE TU LAPTOP
VE A lessonUp.app
escribe el código y tu nombre

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

PW4 - TOETSWEEK D - week 25
Wat moet je kennen en kunnen?
1. Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden: gebruik van bonito/bonita (mooi), alto/alta (lang), simpático/simpática, enz.
Werkwoorden met gustar:
me gusta (ik vind … leuk) + enkelvoud
me gustan (ik vind … leuk) + meervoud
Regelmatige werkwoorden op -AR, -ER, -IR:
zoals: hablar, comer, vivir
Onregelmatige werkwoorden:
tener (hebben)
ser (zijn – permanente eigenschappen)
estar (zijn – tijdelijke toestanden of locaties)
2. Woordenschat
Jezelf voorstellen (presentarse): naam, leeftijd, woonplaats, nationaliteit
De familie (la familia): leden benoemen en beschrijven
Uiterlijk en karakter beschrijven (físico y carácter): bijv. haar- en oogkleur, eigenschappen
De school (el instituto): vakken, activiteiten (tengo clase de español...)


LEER + PREGUNTAS
GRAMÁTICA
ESCRIBIR UN TEXTO (presentarse/ hablar de la familia/ qué te gusta/ actividades (estoy en el KSH, tengo clase de..., (no) me gusta el español, enz.)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent gustar?
A
leuk vinden
B
houden van
C
lekker vinden
D
alle drie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een ontkennende zin zet je 'NO':
A
voor "me, te, le"
B
tussen "me, te, le" en gustar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Of het gusta of gustan moet zijn, hangt af van:
A
de persoon die iets mooi/leuk/lekker vindt
B
wat het onderwerp van de zin mooi/leuk/lekker vindt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Me ____(gustar)____ los hoteles.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Nos ____(gustar)____ la sandía.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


¿Te ____(gustar)____ ir de compras?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


¿Os ____(gustar)____ la pizza?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


¿Te ____(gustar)____ las canciones románticas?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met "gustar".
(me-te-le-nos-os-les)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

LOS VERBOS
REGULARES

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

COMBINA
A. CANTO
B. VIVIMOS
C. HABLAS
D. TRABAJÁIS
E. BEBEMOS
F. ABRO 
G. LEE
AR
ER
IR
AR: canto, hablas ,trabajáis, 
ER: bebemos, lee
IR: vivimos, abro
timer
3:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TRABAJA- Libro pg. 72
timer
10:00
8A

1-pasamos
2-escucha
3-cantan
4-viven
5-como
6-bebes
8B
1-vivimos
2-venden
3-busca
4-escribes
5-canto
6-comen
9A
1-tengo
2-tenéis
3-tiene
4-tiene
5-tienes
6-tenemos
7-tienen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué opción es la correcta y por qué?
timer
3:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

TRABAJA
timer
5:00
ejercicio 1
  1. bonita
  2. enfermos
  3. anticuados
  4. guapo
  5. naranja
  6. jóvenes
  7. interesante
  8. elegante
  9. españoles
  10. gris
ejercicio 2- pg. 77
  1. enamorada
  2. grande
  3. guapo
  4. amables/simpáticos
  5. azules
  6. blanco

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN
  1. Ik weet hoe regelmatige werkwoorden op -ar, -er en -ir in het Spaans worden vervoegd.

  2. Ik weet hoe een bijvoeglijk naamwoord wordt aangepast aan het zelfstandig naamwoord in het Spaans (mannelijk/vrouwelijk, enkelvoud/meervoud).

  3. Ik heb alle opdrachten zorgvuldig afgerond.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies