Hoofdstuk 1

Welkom bij de kennisquiz
  • Ga rustig zitten.
  • Pak pen, rekenmachine en papier.
  • Start je laptop en log in bij lessonup.
  • Indien geen werkende laptop: doe mee met pen, papier en rekenmachine.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij de kennisquiz
  • Ga rustig zitten.
  • Pak pen, rekenmachine en papier.
  • Start je laptop en log in bij lessonup.
  • Indien geen werkende laptop: doe mee met pen, papier en rekenmachine.

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 quiz
Na de quiz
  • Of rekenen op pagina 34 35
  • of samenvattingsopdracht pagina 36 37
  • of herhalingsopdracht 38 39
  • of plusopdrachten pagina 40 41
  • Dus noteer tijdens de quiz wat minder goed ging.

Slide 2 - Tekstslide

Welk product heeft beste prijs kwaliteit verhouding?

Slide 3 - Tekstslide

Welk product heeft de beste prijs kwaliteit verhouding
A
Bobike
B
August
C
CMG
D
Sulky 2

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn behoeften
A
Alles wat je hebt
B
Alles wat je wilt hebben
C
Alles wat je nodig hebt
D
Alles wat je nodig hebt en wilt hebben

Slide 5 - Quizvraag

Een ander woord voor een consument is
A
Iemand die iets koopt
B
Winkel
C
Fabriek
D
School

Slide 6 - Quizvraag

Het maken en verkopen van goederen noemen we ...
A
Consumeren
B
Produceren

Slide 7 - Quizvraag

Welk bedrag is juist geschreven
A
€ 8.50
B
€ 1,234.75
C
€ 1.456,50
D
19 €

Slide 8 - Quizvraag

Bij directe ruil gebruiken we geld als ruilmiddel?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer je een pen ruilt voor een blikje drinken is dat een vorm van
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen manier van elektronische betaling
A
Pinnen
B
Ideal
C
Tikkie
D
Bankbiljetten

Slide 11 - Quizvraag

Rond het volgende getal af op een veelvoud van 5 cent. Geef je antwoord zonder € teken.
14,67

Slide 12 - Open vraag

Je hebt € 200,60 op je bankrekening staan. Je geeft 15 euro uit aan een nieuw t shirt, je krijgt 20 euro zakgeld en je koopt in de supermarkt nog wat drinken voor 4,25 euro. Hoeveel is je nieuwe banksaldo. Noteer je antwoord zonder € teken

Slide 13 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een basisbehoeften?
A
Mobiele telefoon
B
Auto
C
Fat bike
D
Winterjas

Slide 14 - Quizvraag

Waardoor kunnen behoeften verschillen
A
Leeftijd
B
Gender
C
Smaak
D
Inkomen

Slide 15 - Quizvraag

Goederen
Diensten
Schilder
Schoolboeken
Telefoon
Mobiel abonnement

Slide 16 - Sleepvraag

Jan krijgt € 20,- zakgeld. Hij geeft 60% uit. Hoeveel euro heeft Jan uitgegeven? Geef je antwoord zonder euroteken en afgerond op 2 decimalen

Slide 17 - Open vraag

Dit is een test waarbij ze kijken welk product het beste is
A
Vergelijkend warenonderzoek
B
Consumentenbond
C
Garantie
D
Deugdelijk product

Slide 18 - Quizvraag

Hierin staan de regels over wanneer je een product kunt laten repareren door de fabrikant?
A
Deugdelijk product
B
Garantie
C
Garantievoorwaarden
D
Consumentenorganisatie

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een deugdelijk product?
A
Een product dat snel kapot gaat
B
Een product dat een redelijke termijn werkt
C
Een product dat nooit kapot gaat
D
Een product wat ook een dienst is

Slide 20 - Quizvraag

Je hebt voor economie de volgende cijfers gehaald: 5,4 6,7 6,2
Bereken het gemiddelde cijfer en rond af op 1 decimaal

Slide 21 - Open vraag

Een nieuwe fiets kost € 1.255,00. Je krijgt 27,5% korting. Hoeveel moet je betalen? Rond af op 5 cent.
A
€ 345,15
B
€ 909,90
C
€ 910,00
D
€ 909,80

Slide 22 - Quizvraag

€ 1.255,00 - 27,5% =
Eerst 1% € 1.255,00 / 100 = € 12,55
De korting = dus: 27,5% * € 12,55 = € 345,125
Betalen: € 1.255,00 - € 345,125 = € 909,875
€ 909,875 = € 909,90 bij contant betalen
Zou je pinnen dan betaal je € 909,88

Slide 23 - Tekstslide

Nu in stilte aan de slag.
Of rekenen op pagina 34 35
of samenvattingsopdracht pagina 36 37
of herhalingsopdracht 38 39
of plusopdrachten pagina 40 41

Bij vragen steek je hand op.
Geen andere dingen doen dan hierboven omschreven.

Slide 24 - Tekstslide