Les 14 (9 mai) - V2

1HV1 Première leçon
Les objectifs :
  • Ik ken de regels van het delend lidwoord.
  • Ik snap hoe je een vraag stel in het frans.

Le programme :
  • Quiz het delend lidwoord
  • Au travail: bron H - ex. 30 p.36
  • Zelfstandig werk - studygo/slimstampen
vendredi 9 mai
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1HV1 Première leçon
Les objectifs :
  • Ik ken de regels van het delend lidwoord.
  • Ik snap hoe je een vraag stel in het frans.

Le programme :
  • Quiz het delend lidwoord
  • Au travail: bron H - ex. 30 p.36
  • Zelfstandig werk - studygo/slimstampen
vendredi 9 mai

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de delende lidwoorden?
A
le / la / l' / les
B
un / une / des
C
du / de la / de l' / des

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste delend lidwoord:
Je mange ...... salade.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste delend lidwoord:
Je prends ...... pain.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Delend lidwoord
Welke zin is goed?

A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois un lait
D
Au petit-déjeuner, je bois de lait

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk delend lidwoord?

Je mange ........ viande (v).
A
de
B
d'
C
du
D
de la

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem zoveel mogelijk Franse vraagwoorden (waar/wanneer/hoe/hoeveel/wie etc.)

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Een vraag stellen (ex. 30 p.36)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vraag stellen 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vraag stellen met een vraagwoord

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


vertaal:
combien
A
waar
B
wanneer
C
hoeveel
D
waarom

Slide 14 - Quizvraag

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord
Kies het goede vraagwoord.
____ ça va?
- Ça va bien, merci!
A
B
comment
C
combien
D
quand

Slide 15 - Quizvraag

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord
Kies het goede vraagwoord.
____ elle a?
- Elle a mal à la tête.
A
combien
B
comment
C
pourquoi
D
qu'est-ce que

Slide 16 - Quizvraag

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord
Kies het goede vraagwoord.
Tu habites ____ ?
- J'habite à Ede.
A
combien
B
pourquoi
C
D
qu'est-ce que

Slide 17 - Quizvraag

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord
 Chapitre 5 - Deel H

- Va naar de Grandes Lignes methode via Magister.
- Choisis Chapitre 5 "Dossier santé", deel H.
- Fais l'exercice 30.


Klaar?
Fais le slimstampen Appprendre H. Extra uitleg: hier. Extra oefenen: 1

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercice 19 p.25 
1) Kies iemand van de lijst dat je eerder hebt gemaakt.
2) Op een blaadje, schrijf 10 zinnen over deze persoon.

Parle de son nom, son age, sa ville, sa famille, son sport, sa santé, ect...
Gebruik verschillende vormen van de ontkenning in ten minstens 2 zinnen.


Als je dat serieus maakt en zonder vertaler krijg je + 3 participatie punten.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs pour lundi 19 mai







  •  Apprendre bron E, F, G van Chapitre 5 (Livre B)
  • Blad het delend lidwoord leren







Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies