CR sessie 2 - Het begin van fossielen.

CR sessie 2 - Het begin van fossielen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CR sessie 2 - Het begin van fossielen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

Ik kan de vragen van de beantwoorden vanuit de tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe
1. Je krijgt betekenis van moeilijke woorden. 
2. Je krijgt een filmpje te zien over bewegende aardkorsten.
3. We lezen samen de tekst. 
Nadat we de tekst gelezen hebben ga je in tweetallen de vragen beantwoorden. Iedere vraag wordt klassikaal besproken.

Slide 4 - Tekstslide

woordenschat
Het begin van fossielen

Slide 5 - Tekstslide

Fossiel / fossielen
Een fossiel is een steen met een afdruk van een plant of dier. Of de plant of dat dier zelf is van steen geworden. Fossielen zijn miljoenen jaren oud.

Slide 6 - Tekstslide

Afdruk
Met een stempel kun je afdrukken maken. Het plaatje op de stempel druk je af op papier. Maar je schoenen kunnen bijvoorbeeld een stempel (afdruk) maken in het zand.

Slide 7 - Tekstslide

T-rex
Tyrannosaurus rex (T-rex) is een reusachtige vleesetende dinosauriër. Tyrannosaurus Rex betekent: "koning-tiransauriër".

Slide 8 - Tekstslide

sabeltandtijger
Sabeltandkatten, zoals de sabeltandtijger, kwamen in heel Amerika en Europa voor. Ze werden zo groot als een leeuw of zo klein als een gewone huiskat. Alle sabeltandkatten waren carnivoren en leefden in groepen, net als leeuwen. 

Slide 9 - Tekstslide

wezen / wezens

Een wezen is een mens of een dier. 

Slide 10 - Tekstslide

vin / vinnen

Vissen hebben vinnen. Dat zijn dunne flapjes aan hun lijf waarmee ze kunnen zwemmen. 

Slide 11 - Tekstslide

ammoniet

Een ammoniet is een schelp van een uitgestorven inktvisachtige. De naam komt van de Egyptische god Ammon. De grootte van de ammonieten verschilt van minder dan een centimeter tot meer dan 2,5 meter doorsnede.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

uitvinden
Als iemand iets uitvindt, is hij of zij de eerste die het bedenkt of maakt. 
De mobiele telefoon is een uitvinding van Martin Cooper van Motorola 1973.

Slide 14 - Tekstslide

Tandeloze bek

Zonder tanden

Slide 15 - Tekstslide

weekdieren

Weekdieren zijn ongewervelde dieren. Voorbeelden van weekdieren zijn de krab, de slak, de inktvis, de mossel en de kreeft. De naam "weekdier" verwijst naar het feit dat weekdieren een week (zacht) lichaam hebben. Het grootste deel van de weekdieren leeft in water, voornamelijk in de zee.

Slide 16 - Tekstslide

harnassen
Een harnas is een pak van metaal. Harnassen werden vroeger door ridders gedragen bij gevechten. Door hun harnas waren ze beschermd tegen aanvallen.

Slide 17 - Tekstslide

Aardkorst

De aardkorst is de buitenste laag van de aarde. Het is de laag waarop de mens leeft, samen met dieren en planten.

Slide 18 - Tekstslide

Aardlagen

De aardbol bestaat uit verschillende lagen, die allemaal een andere structuur hebben. 

Slide 19 - Tekstslide

Alinea
"Maar doordag de aardkorst almaar in beweging is, komen sommige fossielen vanzelf weer boven water"

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

We lezen de tekst.



(Dit is de schrijver van het boek, Marc Ter Horst)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

We lezen de inleiding

vraag 1. 
Wat zijn allemaal voorbeelden van fossielen?
Antwoord 

Slide 24 - Tekstslide

We lezen alinea 1

vraag 2. 
Waarom is het moeilijk met een kwal een afdruk in klei te maken? 
Antwoord 

Slide 25 - Tekstslide

We lezen alinea 2

vraag 3a. 
Wat is een ammoniet?

vraag 3b. 
Hoe groot konden ammonieten worden? 
Antwoord 

Slide 26 - Tekstslide

We lezen alinea 3

vraag 4a. 
Waarom had een diertje met iets hard aan zijn lichaam meer kans op overleven?

vraag 4b. 
Wat is het voordeel voor een weekdier om een huisje te hebben?
Antwoord 

Slide 27 - Tekstslide

We lezen alinea 4

vraag 5
Hoe komt het dat de schelp van een ammoniet (nadat hij dood ging) diep onder de aardlagen kwam te liggen?
Antwoord 

Slide 28 - Tekstslide

We lezen alinea 4

vraag 6
Waardoor is kalksteen ontstaan?
Antwoord 

Slide 29 - Tekstslide

We lezen alinea 5

vraag 7
Hoe komt het dat er veel minder fossielen van dino's en sabeltandtijgers te vinden zijn?
Antwoord 

Slide 30 - Tekstslide

We lezen alinea 5

vraag 8
Wat bedoelt de schrijver de meeste fossielen van landdieren zijn het gevolg van een ongelukje?
Antwoord 

Slide 31 - Tekstslide