2.2 Van reacties naar reactievergelijkingen

Chemische reacties 
Par. 2 Reactievergelijkingen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Chemische reacties 
Par. 2 Reactievergelijkingen

Slide 1 - Tekstslide

soorten  reacties
grofweg bestaan er 3 soorten reacties:
  1. ontledingsreactie:
    één beginstof-> meer eindproducten vb. water ontleden 
  2. verbrandingsreactie:
     beginstof+zuurstof-> eindproduct(en) vb. koolstof verbranden
  3. overige vormingsreacties
    twee of meer beginstoffen-> reactieproduct(en) vb. fotosynthese

Slide 2 - Tekstslide

Reactieschema of reactievergelijking?

Van een reactie kun je een reactieschema of een reactievergelijking maken. 

Een reactieschema is in woorden. 

Een reactievergelijking is in formule. 

Slide 3 - Tekstslide

Reactieschema
Begin: Methaan en Zuurstof
Eind: Koolstofdioxide en Water

Slide 4 - Tekstslide

Geef het reactieschema voor de ontledingsreactie van aluminiumoxide(s)

Slide 5 - Open vraag

In dit reactieschema is koperchloride...
A
de beginstof.
B
het reactieproduct.

Slide 6 - Quizvraag

Je ziet nu hoe een reactie verloopt, alleen nog niet hoeveel van de stoffen verbruikt wordt. 

Slide 7 - Tekstslide

Wet van behoud van massa

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Reactieschema naar reactievergelijking

Een reactievergelijking:
  • geeft in formules aan welke stoffen met elkaar reageren en welke producten er ontstaan;
  • geeft de verhouding waarin deeltjes reageren/ontstaan.


Slide 10 - Tekstslide

Regels kloppend maken
  • Voor en na de pijl: van elke atoomsoort evenveel atomen 
  • Aan de moleculen zelf mag je niets veranderen (index)
  • Als je op een half getal uitkomt voor de moleculen, doe je alle getallen (coëfficiënten) keer 2 
  • de coëfficiënten moeten de kleinst mogelijke hele getallen zijn. 


Zelf oefenen met de link 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Welke coëfficiënten moet je invullen om de reactie kloppend te maken?

....P(s)+....Cl2....PCl5
A
1 - 2 - 5
B
2 - 5 - 2
C
2 - 2 - 5
D
1 - 5 - 2

Slide 13 - Quizvraag