1A1 - 20 feb

1A1 - Vrijdag 14 februari
Nodig:
- iPad
- Etui
- Leerboek blz. 69
- Werkboek blz. 48
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1A1 - Vrijdag 14 februari
Nodig:
- iPad
- Etui
- Leerboek blz. 69
- Werkboek blz. 48

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • Bespreken huiswerk
  • Vragen toets
  • Herhalen: ALLES!!
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht: Griekse tempel

Donderdag 20 februari - 1e uur
  • Kies één van de 3 Griekse bouwstijlen, in deze stijl teken je je tempel
  • Je mag je schema en tempel tekening in je schrift gebruiken
  • Ik moet aan de tekening kunnen herkennen welke van de 3 bouwstijlen is.

Slide 3 - Tekstslide

TOETS


Leren: 
  • Tekstboek paragraaf 4.1 t/m 4.4 
  • Werkboek hoofdstuk 4 opdracht 3b, 6.1ab, 6.2ab, 16.3, 19.1 
  • Begrippen paragraaf 4.1 t/m 4.4 
  • Aantekeningen + PowerPoints
  • Lessonup
Paragraaf 4.1 t/m 4.4
Vrijdag 21 februari - 5e uur

Slide 4 - Tekstslide

4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen 
De goden konden om advies gevraagd worden
Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd 

Slide 5 - Tekstslide

Alles wat met het besturen van een land of stad te maken heeft noemen we...
A
Politiek
B
Polis
C
Poleis
D
Monarchie

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke bestuursvorm mag het volk meebeslissen?
A
Aristocratie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Monarchie

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke bestuursvorm is er één iemand die alle macht heeft?
A
Aristocratie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Monarchie

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke bestuursvorm is er een klein groepje die de macht heeft?
A
Aristocratie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Monarchie

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 10 - Quizvraag

Waarom was Griekenland verdeeld in verschillende poleis?
A
De Grieken voerden veel oorlogen met elkaar.
B
De verschillende poleis spraken andere talen.
C
Het landschap zorgde ervoor dat communicatie lastig was.
D
De Grieken konden dan beter handelen.

Slide 11 - Quizvraag

De Grieken stichtten koloniën.
Waarom deden ze dat?

Slide 12 - Open vraag

Rondom welke zee hadden de Grieken hun kolonies?
A
De Noordzee
B
De Oostzee
C
De Middellandse Zee
D
De Baltische Zee

Slide 13 - Quizvraag

In de oudheid stichtten de Grieken kolonies langs de kusten van de Middellandse en de Zwarte Zee. Gaan de volgende zinnen over een OORZAAK of een GEVOLG van deze kolonisatie?

1 De Grieken werden beïnvloed door andere volken.
2 De Griekse boeren konden onvoldoende voedsel produceren.
3 De Griekse bevolking groeide.
4 De Griekse handel groeide.

A
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
B
1. oorzaak, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg, 3. oorzaak, 4. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. gevolg, 4. oorzaak

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een gevolg voor het ontstaan van kolonies voor Hellas?
A
Verspreiding Griekse taal over groot gebied
B
Honger in de poleis
C
Overbevolking in de poleis
D
Te weinig voedsel

Slide 15 - Quizvraag

De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het DOEL van het schervengericht?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen 
De goden konden om advies gevraagd worden
Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.2 Athene als leider van de Griekse poleis 

Slide 19 - Tekstslide

Perzische Oorlogen
Oorzaak





Gevolg
Peloponnessische Oorlogen 
Oorzaak




Gevolg
TERUGBLIK
Perzen verslagen
Griekse stadstaten verzwakt
Griekse poleis worden onderdrukt door de Perzen
Grote verschillen Sparta en Athene

Slide 20 - Sleepvraag

Wanneer waren de Perzische oorlogen?
A
490-479 v C
B
492-480 v C
C
431-404 v C
D
479-490 v C

Slide 21 - Quizvraag

Wie won de Perzische oorlogen?
A
De Grieken
B
De Romeinen
C
De Perzen
D
De Macedoniërs

Slide 22 - Quizvraag

Wat is er zo bijzonder aan de Perzische oorlogen?
A
Alle Grieken werken samen tegen Perzië
B
De Grieken hadden na de oorlog één groot rijk.
C
Sparta en Athene gingen tegen elkaar vechten.
D
Athene verloor na de oorlog haar democratie.

Slide 23 - Quizvraag

De Peloponnesische oorlog was tussen:
A
500 - 450
B
334 - 323
C
431 - 404
D
404 - 431

Slide 24 - Quizvraag

De Peloponnesische oorlog was een oorlog tussen de Grieken.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Peloponnesische oorlog (431-404 v.Chr.)
A
Een minderheid Grieken verslaat een groot Perzisch leger
B
De Perzische vloot werd verslagen
C
Het Perzische landleger werd verslagen
D
De oorlog tussen Athena en Sparta

Slide 26 - Quizvraag

In Sparta hadden ze een:
A
Democratie
B
Tirannie
C
Aristocratie
D
Monarchie

Slide 27 - Quizvraag

Welke past niet bij Sparta?
A
Heloten
B
Messenië
C
Oorlog
D
Democratie

Slide 28 - Quizvraag

Welke stad had het sterkste leger?
A
Athene
B
Sparta

Slide 29 - Quizvraag

Koning(en)
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 30 - Quizvraag

Volksvergadering
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 31 - Quizvraag

Koning(en)
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 32 - Quizvraag

Kiesrecht voor vrouwen
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 33 - Quizvraag

Kiesrecht voor alle mannen
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 34 - Quizvraag

Raad van ouderen
A
Sparta
B
Athene
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 35 - Quizvraag

I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet.
II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist

Slide 36 - Quizvraag

4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen 
De goden konden om advies gevraagd worden
Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen 

Slide 37 - Tekstslide

Hoe heet het gebouw waarin de Grieken hun goden vereeren?
A
Kerk
B
Tempel
C
Huis van God
D
Moskee

Slide 38 - Quizvraag

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 39 - Sleepvraag

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 40 - Sleepvraag

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 41 - Sleepvraag

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 42 - Sleepvraag

4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen 
De goden konden om advies gevraagd worden
Een vrouw werd "bezeten" en priesters leggen de boodschap uit
Deze boodschap noemen we een orakel
De belangrijkste was het orakel van Delphi
4.4 De Grieken en hun nieuwe manier van denken 

Slide 43 - Tekstslide

Geneeskunde - Welke onderzoeker?
A
Aristoteles
B
Hippocrates
C
Herodotus
D
Socrates

Slide 44 - Quizvraag

Geschiedenis - Welke onderzoeker?
A
Hippocrates
B
Plato
C
Aristoteles
D
Herodotus

Slide 45 - Quizvraag

Hoe heten de Grieken die opzoek gingen naar wijsheid?
A
Filosofen
B
Wetenschappers

Slide 46 - Quizvraag

Filosofie - Welke onderzoeker?
A
Socrates
B
Plato
C
Aristoteles
D
Herodotus

Slide 47 - Quizvraag

Waar waren deze filosofen en wetenschappers goed in? Sleep de onderdelen naar de juiste persoon.
Plato
Hippocrates
Aristoteles
Pythagoras
Eratosthenes
politiek
geneeskunde
natuurkunde
wiskunde
aardrijkskunde

Slide 48 - Sleepvraag

Zoek de fouten
In deze tekening staan 11 dingen die daar niet thuishoren. Sleep de rondjes naar de fouten
Bron: Spot the Mistake - Lands of Long Ago
i

Slide 49 - Sleepvraag