De lidwoorden der die das ein eine kein(e)

de lidwoorden






en.....
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

de lidwoorden






en.....

Slide 1 - Tekstslide

Welke lidwoorden ken je eigenlijk al in het Duits

Slide 2 - Open vraag

Hopelijk heb je iets gezegd over:
der
die
das
ein
eine

Slide 3 - Tekstslide

der
die
das

wordt vertaald als
de
het
ein
eine
betekent allebei:
een

kein
keine
betekent allebei:
geen

Slide 4 - Tekstslide

m
v
o
mv
der
die
das
die
ein
eine
ein
-
kein
keine
kein
keine

Slide 5 - Tekstslide

Hoever ben je nu?
A
Ik snap het helemaal.
B
Ik snap het redelijk goed.
C
Ik begrijp het een beetje.
D
Ik snap het eigenlijk niet.

Slide 6 - Quizvraag

We gaan oefenen!

Slide 7 - Tekstslide

Noteer het Duitse lidwoord
de man = .... Mann

Slide 8 - Open vraag

Noteer het Duitse lidwoord
het kind = .... kind

Slide 9 - Open vraag

Noteer het Duitse lidwoord
het meisje = .... Mädchen

Slide 10 - Open vraag

Noteer het Duitse lidwoord
de vrouw = .... Frau

Slide 11 - Open vraag

Noteer het Duitse lidwoord
de dochter = .... Tochter

Slide 12 - Open vraag

Noteer het Duitse lidwoord
de zoon = .... Sohn

Slide 13 - Open vraag

Noteer het Duitse lidwoord
het adres = .... Adresse

Slide 14 - Open vraag

Noteer het Duitse lidwoord
de leeftijd = .... Alter

Slide 15 - Open vraag

Vertaal:
een appel = ... Apfel

Slide 16 - Open vraag

Vertaal:
een mandarijn = ... Mandarine

Slide 17 - Open vraag

Vertaal:
geen kinderen = ... Kinder

Slide 18 - Open vraag

Vertaal:
een curryworst = ... Currywurst

Slide 19 - Open vraag

Vertaal:
geen baby = ... Baby

Slide 20 - Open vraag

Hoever ben je nu?
A
Ik snap het helemaal.
B
Ik snap het redelijk goed.
C
Ik begrijp het een beetje.
D
Ik snap het eigenlijk niet.

Slide 21 - Quizvraag

ezelsbruggetje...

Slide 22 - Tekstslide

tips en trucs 
Vrouwelijk > die
  • als een woord eindigt op een "e" is het  meestal vrouwelijk, bijvoorbeeld: die Schule, die Klasse
  • als een woord eindigt op ''heit / keit / schaft / ung" bijv:        die Freiheit / die Freundlichkeit /die Mannschaft / die Übung

Slide 23 - Tekstslide

tips en trucs 
onzijdig > das
  • als er in het Nederlands "het" voor staat is het vaak das in het Duits. bijv: het kind = das Kind, het huis = das Haus
  • als een woord eindigt op ''chen
bijv: das Brötchen / das Mädchen 

Slide 24 - Tekstslide

tips en trucs 
zijn de tips en trucs uit de vorige dia's niet van toepassing?

dan is het woord waarschijnlijk mannelijk, dus:

DER

even oefenen .......

Slide 25 - Tekstslide

Ende

Slide 26 - Tekstslide