naamvallen en leesvaardigheid

Deutsch
30-10-2023

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Deutsch
30-10-2023

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm für heute:
kennenlernen
grammatik üben
hören und sehen
lesen
grammatik

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele: 
  1. Du kannst einen Radiobeitrag über ein Hobby verstehen.
  2.  Du kannst wichtige Informationen in kurzen Berichten und Artikeln verstehen. 
  3.  Texte mit weniger gebräuchlichen Wörtern verstehen.
  4. Und den Kasus anwenden mit Präpositione.n 

Slide 3 - Tekstslide

Kennenlernen
sag deine Name und erzähl was über dich, wie deine Hobbys oder Sport vielleicht. 

Slide 4 - Tekstslide

Hausaufgaben:
 Aufgaben: 15, 16, 17, 19
Seite: 74

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik (Kasus)
welch.... Mann fährt d..... Auto in d..... Werkstatt(v)?
D..... Blumen(MV) gehören zu d..... Frau
ich sitze auf ein..... Bank(M) und esse ein... Eis(O)
sein...Mutter fährt ih.... jeden Tag zur Schule
Ich schwimme in d.... Schwimmbad (O)

Slide 9 - Tekstslide

Hören und sehen
Aufgabe 1
Seite 86 

Slide 10 - Tekstslide

Lesen
Seite 88 
Aufgabe 2
gemeinsam

Slide 11 - Tekstslide

Lesen
Seite 91
Aufgabe 3
Selbständig

Slide 12 - Tekstslide

Dativ
Akkusativ
mit
nach
seit
von
zu
aus
außer
entgegen
gegenüber
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang

Slide 13 - Sleepvraag

Welk woord hoort bij welke groep thuis? Sleep de woorden naar de juiste groep. 
Ein-Gruppe
Der-Gruppe
der
die
das
dies-
jen-
jed-
manch- 
solch- 
welch-
all-
ein-
kein-
mein-
dein-
sein- 
ihr- 
unser- 
euer- 
Ihr- 
ihr-

Slide 14 - Sleepvraag

Hoe weet je of een zinsdeel een lijdend voorwerp is?

Slide 15 - Open vraag

Hoe weet je of een zinsdeel een meewerkend voorwerp is?

Slide 16 - Open vraag

lijdend of meewerkend voorwerp?
lijdend voorwerp = Wie of wat + gezegde + persoonsvorm + onderwerp in de zin of er staat een voorzetsel voor in de vierde naamval.
meewerkend voorwerp = Dan kan je de vraag stellen is het voor of aan iemand  of er staat een voorzetsel voor in de derde naamval

Slide 17 - Tekstslide

Grammatik: 
Aufgabe 4, Seite 93 (Die erste fünf Sätze machen wir gemeinsam)
Aufgaben: 7 und 8 

Slide 18 - Tekstslide

Sind die Lernziele erreicht, warum oder warum nicht?

Slide 19 - Open vraag