Hfd. 1 Nask §1 en §2

• nask
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

programma 

kennismaken

par. 1 en par. 2 

Regels tijdens de les

1. Er is één persoon tegelijk aan het woord. De docent bepaald wie dat is.
2. Hand opsteken als je wat wilt zeggen/vragen.
3. Bij je hebben: Boek, Ruitjesschrift, rekenmachine, geodriehoek, pen en potlood, laptop.
4. Huiswerk maken. Te vaak niet gemaakt => Maatregelen
5. Telefoon zit in de (telefoon)tas en staat op stil. Mits ..!?
   

Natuurkunde/Scheikunde overal

Aan het eind van deze les kun je:

• drie natuurwetenschappen noemen.
  
• aangeven waar iedere natuurwetenschap zich mee bezig houdt.
  
• een aantal onderwerpen van de natuurkunde noemen.
• van een natuurkundig onderwerp een voorbeeld geven uit de praktijk.
  
• benoemen bij welk onderwerp de praktijk hoort.
  

0

Nask: waarnemen

        zien                     horen              ruiken            voelen           proeven (maar dat is niet altijd handig..)

De natuurwetenschap en de niet-levende natuur

De natuurkunde en de scheikunde bestuderen de niet-levende natuur.

Nask: meten

Nieuwe en verbeteren van producten

Met behulp van een kwaliteitsonderzoek worden nieuwe producten getest.

Licht en geluid

Elektriciteit

Beweging

Krachten

Materiaaleigenschappen

Geef een voorbeeld van iets waarvan jij denkt dat het bij de natuurkunde hoort.

Onderwerpen NaSk

Noem een natuurwetenschap

Waar houdt de natuurkunde
zich mee bezig?

Waar houdt de scheikunde
zich mee bezig?

Waar houdt de biologie
zich mee bezig?

Veiligheidsregels in lok. 1.25

Witte jas aan

Bril op

Handen vrij

Niet eten/drinken

Luisteren naar de docent

Niet rennen 

Veiligheidsmiddelen in 1.26

Brandblusser

Oogdouche

Branddeken

Noodknop

Nooddouche

Practicum

Wat zijn de veiligheidsregels?

Veiligheidsregels

Veiligheidsregels

• Altijd lab jas aan!
• Altijd veiligheidsbril op!
• Lang haar in een staart!
• Tassen in de kast!
• Niet rennen
• Gangen paden leeg!

Veiligheidsregels en veiligheidspictrogrammen

Met de pictogrammen wordt aangegeven waar je op moet letten als je een bepaalde stof gebruikt .

De pictogrammen met de betekenis die in het boek staan moet je uit je hoofd leren.

Hoe werk je met branders?

Werken met een brander: 

• Gasregelschroef (a) -> Grotere vlam
  
• Luchtring (c) -> Hetere vlam

Soorten vlammen: 

• Gele vlam -> Pauze vlam
  
• Blauwe vlam -> Voorzichtig verhitten
  
• Ruisende vlam -> Sterk verhitten (niet op school)
  

Opdrachten maken

Wat: Opdracht 1 t/m 17

Hoe: Eerste 10 min stilte

Hulp: Docent

Tijd: