DP Veiligheid en gereedschapskennis

Na deze les kun jij:
Alle gereedschappen die je nodig hebt bij het vak houttechniek herkennen
en weet je wat persoonlijke beschermingsmiddelen zijn


1 / 79
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 79 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Na deze les kun jij:
Alle gereedschappen die je nodig hebt bij het vak houttechniek herkennen
en weet je wat persoonlijke beschermingsmiddelen zijn


Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Inzicht geven in je eigen kennis op het gebied van gereedschappen en veiligheid.

Slide 2 - Tekstslide

PBM

Persoonlijke Beschermingsmiddelen 

Slide 3 - Tekstslide

Waarom gebruik je PBM's?

Slide 4 - Woordweb

  • Persoonlijke beschermingsmiddelen worden ook wel PBM’s genoemd.
  • PBM staat dus voor Persoonlijk BeschermingsMiddel.

Als je PBM’s gebruikt dan moet je deze altijd:
  • goed onderhouden
  • regelmatig controleren
  • veilig opbergen
  • op de juiste manier gebruiken

Elk PBM moet voorzien zijn van een CE-keurmerk!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Er zijn allerlei soorten PBM’s:

  • gehoorbescherming
  • hoofdbescherming
  • bescherming van de ogen
  • ademhalingsbescherming
  • lichaamsbescherming
  • handbescherming
  • valbescherming

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Gehoorbescherming

Slide 9 - Tekstslide

80dB > kans op gehoorschade, werkgever stelt gehoorbescherming beschikbaar.

85dB > gehoorbescherming dragen is verplicht.

Slide 10 - Tekstslide

Moet je bij het werken met een hamer en beitel gehoorbescherming gebruiken?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Is gehoorbescherming verplicht boven de 85dB?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdbescherming

Slide 13 - Tekstslide

Op veel fabrieks- en bouwterreinen is het dragen van een helm verplicht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een veiligheidshelm beschermt niet tegen vallende delen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?

Slide 16 - Open vraag

Bescherming van de ogen

Slide 17 - Tekstslide

Een lasbril beschermt tegen metaalsplinters en tegen het felle licht en de warmte.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen PBM voor oogbescherming?
A
Lasbril
B
Veiligheidsbril
C
Leesbril
D
Contactlenzen

Slide 19 - Quizvraag

Ademhalingsbescherming

Slide 20 - Tekstslide

Een mens kan maar een paar minuten zonder zuurstof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen gevaar voor de ademhaling van de mens?
A
Te laag zuurstofgehalte
B
Te hoge concentratie dampen en gassen
C
Giftige stoffen
D
Te vochtige lucht

Slide 22 - Quizvraag

Waar beschermt dit tegen?

Slide 23 - Open vraag

Lichaamsbescherming

Slide 24 - Tekstslide

Lichaamsbescherming:
  • Overall; beschermt tegen vuil en de vonken bij slijpen of lassen.
  • Beschermende kleding; bijvoorbeeld hittewerende kleding of signaalkleding.
  • Antistatische kleding; door wrijving en beweging kunnen mensen zelf een ontstekingsbron zijn in een explosiegevaarlijke omgeving. Om dit te voorkomen draag je antistatische kleding.

Slide 25 - Tekstslide

Handbescherming

Slide 26 - Tekstslide

Er zijn handschoenen die beschermen tegen zuren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Valbescherming

Slide 28 - Tekstslide

Wat moet er gebeuren met een valbescherming dat een val heeft opgevangen?
A
Weggooien
B
Opnieuw laten keuren

Slide 29 - Quizvraag

Handschoenen kunnen gevaarlijk zijn in de buurt van draaiende delen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Een gelaatscherm beschermt naast de ogen ook de rest van het gezicht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Een goede manier om werkkleding schoon te maken is door het schoon te blazen met perslucht.
A
Waar
B
Niet waar.

Slide 32 - Quizvraag

Wat weet je over gereedschap?

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de naam van dit gereedschap?

Slide 34 - Open vraag

Hoe heet dit gereedschap?

timer
0:15
A
figuurzaag
B
handzaag
C
cirkelzaag
D
boomzaag

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de naam van dit gereedschap?

timer
0:30
A
platkop schroevendraaier
B
kruiskop schroevendraaier
C
kruisbek schroevendraaier
D
platbek schroevendraaier

Slide 36 - Quizvraag

welke gereedschappen zijn dit?


timer
0:30
A
figuurzaag - kapzaag - ijzerzaag
B
figuurzaag - handzaag - ijzerzaag
C
cirkelzaag - kapzaag - ijzerzaag
D
figuurzaag - kapzaag - decoupeerzaag

Slide 37 - Quizvraag

Opdracht 1 :  Handgereedschappen
 
Bij de volgende vragen moet je de naam van het gereedschap naar de goede foto slepen. 

Slide 38 - Tekstslide

Houten hamer
Klauwhamer
Vuisthamer
Bankhamer

Slide 39 - Sleepvraag

Nijptang
Waterpomptang

Slide 40 - Sleepvraag

Verzinkboor
Speedboor
Houtboor
Gatenzaag

Slide 41 - Sleepvraag

Vlakschuurmachine
Bandschuurmachine
Slijpmachine
Schuurklosje

Slide 42 - Sleepvraag

Winkelhaak
Duimstok
Kruishout
Zwaaihaak

Slide 43 - Sleepvraag

Welk meetinstrument wordt gebruikt om een haakse lijn op het hout te zetten?
A
Duimstok
B
Winkelhaak
C
Meetlat
D
Liniaal

Slide 44 - Quizvraag

beitels
Vijlen
Wetsteen

Slide 45 - Sleepvraag

1 hands lijmtang
Lijmklem
Machineklem
Bankschroef

Slide 46 - Sleepvraag

Figuurzaag
Figuurzaagbeugel
Figuurzaagsleutel
Verstekbak

Slide 47 - Sleepvraag

Kapzaag
Handzaag
Ijzerzaag
Decoupeerzaag

Slide 48 - Sleepvraag

Opdracht 2 :  Bevestigingsmiddelen
 
Wat waren ook alweer de bevestigingsmiddelen die we de vorige les hebben behandeld?.

Slide 49 - Tekstslide

plat
Ster
Torx

Slide 50 - Sleepvraag

Wat betekend het getal van 250 op de verpakking van deze schroeven?
A
De dikte van de schroef
B
De lengte van de schroef
C
Het aantal schroeven in de verpakking
D
Heeft geen betekenis

Slide 51 - Quizvraag

Wat betekend het getal van 4 op de verpakking van deze schroeven?
A
De dikte van de schroef in mm
B
De lengte van de schroef in mm
C
De dikte van de schroef in cm
D
De lengte van de schroef in cm

Slide 52 - Quizvraag

Wat betekend het getal van 50 op de verpakking van deze schroeven?
A
De dikte van de schroef in mm
B
De lengte van de schroef in mm
C
De dikte van de schroef in cm
D
De lengte van de schroef in cm

Slide 53 - Quizvraag

Nietje
Bolkop
Verlorenkop
Plattekop

Slide 54 - Sleepvraag

Waarom moet ik bij het schroeven voorboren?

Slide 55 - Woordweb

Waarom gebruikt men houtlijm?

Slide 56 - Woordweb

Opdracht 3 



Er komen nu twee filmpjes + vragen 

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Video

Waar gaat het filmpje over?

Slide 59 - Woordweb

Naar welke kant moet je draaien om te boren?
A
Links
B
Rechts

Slide 60 - Quizvraag

Wat doe je met de slipkoppeling van een accuboor?

Slide 61 - Open vraag

Slide 62 - Video

Waarom gebruik je een lijmklem?

Slide 63 - Open vraag

Hoe heet dit gereedschap?
timer
0:15
A
metalen liniaal
B
hoek liniaal
C
haakmeter
D
blokhaak

Slide 64 - Quizvraag

13

Slide 65 - Video

Slide 66 - Tekstslide

00:27
Hoe heet deze zaag?
timer
0:15
A
kapzaag
B
platte zaag
C
handzaag
D
figuurzaag

Slide 67 - Quizvraag

00:38
Hoe lang is de handzaag?
timer
0:15
A
30 cm
B
35 cm
C
1.30 cm
D
45 cm

Slide 68 - Quizvraag

01:18
Hoe heet dit gereedschap?
timer
0:15
A
blok liniaal
B
metalen liniaal
C
blokhaak of winkelhaak
D
blokhoek of winkelhoek

Slide 69 - Quizvraag

01:38
Welke term gebruikt de timmerman?
timer
0:15
A
boks afzagen
B
recht afzagen
C
hoeks afzagen
D
haaks afzagen

Slide 70 - Quizvraag

01:43
Hoeveel graden is Haaks afzagen?
timer
0:15
A
45 graden
B
80 graden
C
90 graden
D
180 graden

Slide 71 - Quizvraag

04:03
Waar leg je de wijsvinger van je hand als je de zaag vast hebt?
timer
0:15
A
langs de zaag
B
op de zaag
C
in de zaag
D
je maakt een vuist

Slide 72 - Quizvraag

04:38
Aan welke kant van het streepje zet de rechtshandige zijn zaag?
timer
0:15
A
Links
B
rechts

Slide 73 - Quizvraag

04:40
Hoe noem je de rechterkant van het streepje?
timer
0:15
A
restkant
B
nette kant
C
zaag kant
D
afvalkant

Slide 74 - Quizvraag

05:31
Waar staat de duim van de timmerman?
timer
0:15
A
vlakbij de zaag
B
naast de zaag
C
tegen de zaag
D
onder de zaag

Slide 75 - Quizvraag

05:47
Wat doet de timmerman als eerste bij de start van het zagen
timer
0:15
A
de zaag iets terughalen
B
de zaag schuin zetten
C
gelijk zagen
D
goed langs de lijn zagen

Slide 76 - Quizvraag

07:02
Hoe sta je bij het zagen?
timer
0:15
A
licht voorover gebogen
B
rechtop
C
sterk
D
helemaal voorover gebogen

Slide 77 - Quizvraag

07:10
Wat zegt de timmerman over het zagen
timer
0:15
A
snel zagen, met korte bewegingen
B
rustig zagen met snelle bewegingen
C
rustig zagen, zaag over de hele lengte gebruiken
D
snel zagen en de halve lengte gebruiken

Slide 78 - Quizvraag

07:48
Waarom moet je opletten bij het laatste stukje zagen?
timer
0:15
A
hout gaat breken
B
hout gaat splinteren
C
zaag gaat vast zitten
D
je kan je duim afzagen

Slide 79 - Quizvraag