H1, Par. 1.4 Socialisten en Feministen voor Mavo 4 DLB

Nederland van 1848 tot 1914
H1, 1.4 Socialisten en Feministen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederland van 1848 tot 1914
H1, 1.4 Socialisten en Feministen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel


Aan het eind van deze presentatie kun wat socialisme en feminisme inhoudt en

uitleggen hoe emancipatiebewegingen zijn ontstaan.



Slide 3 - Tekstslide

Eind 19de eeuw  ontstaan emancipatiebewegingen:
  • Socialisten komen op voor de arbeiders
  • Feministen komen op voor de vrouwen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

GEVOLGEN INDUSTRIALISATIE

SOCIAALECONOMISCHE VERANDERINGEN

  • bevolkingsgroei
  • verstedelijking
  • economische groei
  • ongelijke verdeling van de welvaart
  • verslechtering leef- en werkomstandigheden

GEVOLG: VROUW- EN KINDERARBEID


SOCIALE KWESTIE

Slide 6 - Tekstslide

Socialisme
  • Om hun lot te verbeteren richten arbeiders vakbonden op.
  • Politieke stroming die streeft naar een verbetering van de

     sociaaleconomische positie van arbeiders/  meer gelijkheid

  • Partij: Sociaal-Democratische ArbeidersPartij (SDAP),

     opgericht in 1894 in Zwolle

  • Leider: P.J. Troelstra
  • De SDAP dacht dat ze door algemeen mannenkiesrecht de grootste partij kon worden.
  • 1895 1/2 van de mannen mocht stemmen -> eerste twee zetels, 1913 2/3 van de mannen mocht stemmen ->Na de RKSP en Liberale Unie de grootste partij.

Slide 7 - Tekstslide

Sociale wetgeving

De sociale kwestie maakt de noodzaak van sociale wetgeving duidelijk. Armenzorg moest geen liefdadigheid zijn, maar een recht.

In de Armenwet van 1854 werd geregeld dat voor hulpbehoevenden die niets van de kerk kregen, de gemeente kon bijspringen.

Twintig jaar later kwam Samuel van Houten met het Kinderwetje van Van Houten (1874) Deze wet verbood kinderarbeid in fabrieken en werkplaatsen voor kinderen onder de 12 jaar.

Rond 1900 kwamen er meer sociale wetten, zoals de Leerplichtwet, Ongevallenwet, Woningwet (1901).


Slide 8 - Tekstslide


Feminisme


Eerste golf
  • Vrouwen die opkomen voor de (gelijke) rechten van de vrouw
  • Zoals kiesrecht en het worden toegelaten op universiteiten

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Feminisme
Feministen
  • Politiek-maatschappelijk beweging die streeft naar de emancipatie van de vrouw
  • Vereniging voor Vrouwenkiesrecht uit 1894 (geen politieke partij)

Eerste successen

  • Moeders krijgen een deel van het ouderlijk gezag
  • Steeds meer meisjes kunnen doorleren.
  • Ongehuwde vrouwen werken in onderwijs, gezondheidszorg of op kantoor.

Slide 11 - Tekstslide

Feminisme

De Vrije vrouwenvereniging van Wilhelmina Drücker wilde volkomen gelijkheid van man en vrouw.

Na het verkrijgen van vrouwenkiesrecht in 1919 zakte het feminisme in.

Pas vanaf de jaren 1960 weer een opleving.

Feminisme van rond 1900 noemde men de Eerste Feministische Golf.

Bekende dames:

  • Aletta Jacobs: eerste vrouw die studeerde in Nederland --> arts
  • Wilhelmina Drucker: politicus, schrijfster en vredesactivist, oprichtster vereniging voor vrouwenkiesrecht

Slide 12 - Tekstslide

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 13 - Quizvraag

Wie is dit?
A
Koning Willem I
B
Thorbecke
C
Koning Willem II
D
Koning Willem III

Slide 14 - Quizvraag

Welke koning is vorst tijdens de Luxemburgse Kwestie?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem-Alexander

Slide 15 - Quizvraag

Wie kan gezegd hebben: "Mijn vader had Thorbecke nooit die grondwet moeten laten schrijven"
A
Thorbecke
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 16 - Quizvraag

Welke landen horen bij het Koninkrijk der Nederlanden?
A
Nederland, België en Luxemburg
B
Nederland, Luxemburg en Spanje
C
België en Luxemburg
D
Nederland, België en Duitsland

Slide 17 - Quizvraag

Welk land wilde Luxemburg kopen in 1867?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland

Slide 18 - Quizvraag

de kwestie Luxemburg ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoording

Slide 19 - Quizvraag

Caoutchouc artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 20 - Quizvraag

Caoutchouc artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
De kiesdrempel steeds lager wordt
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel procent van de mannen mocht in 1888 stemmen voor de Tweede Kamer?
A
10%
B
20%
C
25%
D
50%

Slide 22 - Quizvraag

Welke politieke leider kwam op voor de 'gewone mens' of 'kleine luyden'?
A
Schaepman
B
Thorbecke
C
Troelstra
D
Kuyper

Slide 23 - Quizvraag

Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten

Slide 24 - Quizvraag

Wie behoorden tot de kleine luyden?
A
directeuren
B
artsen
C
kleine boeren
D
winkeliers

Slide 25 - Quizvraag

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten

Slide 26 - Quizvraag

Bij welke zuil hoort hetgeen je in deze foto ziet?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Rooms-Katholieken
D
Liberalen

Slide 27 - Quizvraag

Bij welke partij hoort Schaepman?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
SDAP
D
RKSP

Slide 28 - Quizvraag

Bij welke partij hoort Kuyper?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
SDAP
D
RKSP

Slide 29 - Quizvraag

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 30 - Quizvraag

De schoolstrijd staat voor...
A
De strijd tussen ouders en leerkrachten over goed onderwijs.
B
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over goed onderwijs.
C
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over de betaling van de schoolkosten.
D
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren om een eigen school te kunnen starten.

Slide 31 - Quizvraag

2. politieke stroming die opkomt voor vrijheid van burgers door zo weinig mogelijk regels te maken
A
socialisten
B
communisten
C
confessionelen
D
liberalen

Slide 32 - Quizvraag

De confessionelen en liberalen waren verwikkeld in de schoolstrijd. Deze ruzie ging over:
A
Het aantal uren godsdienstles in de week.
B
De vraag of er wel of geen les in liberale ideeën gegeven mocht worden op school.
C
De vraag of het christelijk onderwijs ook door de regering gefinancierd moest worden.
D
De wens van de liberalen om de christelijke scholen te sluiten.

Slide 33 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Geen van alle

Slide 34 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Confessionalisme
B
Liberalisme
C
Socialisme
D
Geen van alle

Slide 35 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 36 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 37 - Quizvraag

Wat hoort bij socialisme?
A
Gelijkheid, algemeen kiesrecht, verdeling rijkdom
B
Gelijkheid, geloof, ieder voor zich, algemeen kiesrecht
C
Arbeiders, geloof, armoede, sociale kwestie
D
Arbeiders, vereniging, schoolstrijd, overheid

Slide 38 - Quizvraag

wie was de eerste vrouwelijke huisarts
A
Mirjam Pasveer
B
Wilhelmina Drucker
C
Anne Frank
D
Aletta Jacobs

Slide 39 - Quizvraag

Wie is deze vrouw?
A
Aletta Jacobs
B
Willhelmina Drucker
C
Koningin Wilhelmina

Slide 40 - Quizvraag

Verwerken 
Maken 1.4 
2 t/m 10 
Raadpleeg de uitwerkingen op Itslearning en maak flitskaarten van de begrippen. Bespreek de leerstof thuis.

Slide 41 - Tekstslide