Argumenteren H4/5

Argumenteren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Subjectieve argumenten hebben over het algemeen meer overtuigingskracht dan objectieve argumenten
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Bij subjectieve argumenten ga je na of ze waar zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Mening: Het is niet nodig dat voetbalclubs de politie-inzet rondom wedstrijden zelf gaan betalen.

Argument 1: De politie-inzet kost volgens het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme gemiddeld 40.000 euro per wedstrijd
A
argument 1 is feitelijk
B
argument 1 is waarderend

Slide 4 - Quizvraag

Argument 2: Binnen het stadion zijn de voetbalclubs verantwoordelijk voor de kosten, maar buiten het stadion is het openbaar gebied en daarvoor is in principe de overheid verantwoordelijk.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 5 - Quizvraag

Argument 3: Voetbalclubs doen al heel erg hun best om de veiligheid te waarborgen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 6 - Quizvraag

Tegenargument 1: Voetbalclubs verdienen genoeg aan tv-rechten, daar kunnen ze de politie-inzet best zelf van betalen.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 7 - Quizvraag

Bij een argument op basis van overeenkomst kan het ook gaan om verschillen
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Standpunt: Elektrische auto's worden niet gemaakt om geld aan te verdienen.

Argument: De winstmarge op elektrische auto's is lager dan bij gewone auto's.

Met welk argument ontstaat een nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten.
A
De accu's voor elektrische auto's zorgen voor een hoge kostprijs
B
De klant is niet bereid om veel meer te betalen voor een elektrische auto
C
Het maken van elektrische auto's is niet meer dan een soort pr-activiteit voor een automerk

Slide 9 - Quizvraag

Na deze dia volgt een sleepvraag!
De vraag hier bij luidt:
Welk soort argument wordt onjuist gebruikt? Kies het juiste type argument bij de omschrijving van het onjuiste gebruik:

Slide 10 - Tekstslide

autoriteit
oorzaak-gevolg
voor-en nadelen
kenmerk
Vergelijking
De schrijver  doet alsof A altijd leidt tot B
De schrijver/bron is niet deskundig of is partijdig.
De schrijver geeft een vals dilemma, noemt andere mogelijkheden niet.
De schrijver negeert bepaalde relevante eigenschappen.
 De schrijver beweert dat bepaalde zaken hetzelfde zijn, terwijl ze op belangrijke punten van elkaar verschillen

Slide 11 - Sleepvraag

Van welke drogreden is hier sprake:

God bestaat omdat het in de bijbel staat, en wat in de bijbel staat is waar omdat het Gods woord is.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
cirkelredenering
C
onjuiste vergelijking
D
onjuist gebruik van voorbeeld

Slide 12 - Quizvraag

Van welke drogreden is hier sprake:

Je bent toch niet goed bij je hoofd als je daar wil wonen.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
bespelen van het publiek
C
onjuist gebruik van kenmerken
D
onjuist gebruik van voorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

Van welke drogreden is hier sprake:

Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.


A
onjuiste vergelijking
B
onjuist gebruik van kenmerken
C
overhaaste generalisatie
D
onjuiste autoriteit

Slide 14 - Quizvraag

Welke drogreden is gebruikt?

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet?
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
onjuist gebruik van kenmerken
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 15 - Quizvraag

Welke drogreden is gebruikt?

Het land zou gebaat zijn bij het verwijderen van alle videocamera's uit het parlement. Sinds we alles op tv kunnen volgen, handelen te veel politici niet meer in het landsbelang.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
overdrijven van voor- en nadelen onjuist gebruik van kenmerken
C
onjuiste vergelijking
D
overhaaste generalisatie

Slide 16 - Quizvraag

Welke drogreden is gebruikt?

De overheid moet volgens de directeur van Shell stoppen met het subsidiëren van topsport.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
onjuist gebruik van kenmerken
C
onjuist beroep op autoriteit
D
onjuiste vergelijking

Slide 17 - Quizvraag

Welke drogreden is gebruikt?

De stemmen van bejaarde kiezers moeten minder zwaar wegen, want zij zijn toch allemaal dement.
A
onjuist gebruik van kenmerken
B
overhaaste generalisatie
C
overdrijven van voor- en nadelen
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 18 - Quizvraag