klimaatgrafiek en klimaatsystemen

Droge en Natte zones
De temperatuur verdeling en de wind op aarde zorgen ervoor dat er zones bestaan waar de lucht meestal stijgt en zones waar de lucht meestal daalt.

Zones met stijgende lucht = veel regen
Zones met dalende lucht = droog
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Droge en Natte zones
De temperatuur verdeling en de wind op aarde zorgen ervoor dat er zones bestaan waar de lucht meestal stijgt en zones waar de lucht meestal daalt.

Zones met stijgende lucht = veel regen
Zones met dalende lucht = droog

Slide 1 - Tekstslide

Natte zones:
evenaar & 60° 
droge zones:
30°  & polen

Slide 2 - Tekstslide

Klimaatgrafieken en het klimaatsysteem van Köppen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen vandaag
  • Je weet hoe je een klimaatgrafiek moet aflezen
  • Je weet wat de 5 klimaatgroepen zijn en hoe je dat kunt zien a.d.h.v. een klimaatgrafiek
  • (VWO) je weet waar de 2e letters voor staan binnen de 5 klimaatgroepen

Slide 4 - Tekstslide

klimaatgrafiek
wat kun je er in aflezen?

Slide 5 - Tekstslide

klimaatgrafiek
De gemiddelde:
- temperatuur

Slide 6 - Tekstslide

klimaatgrafiek
De gemiddelde:
- temperatuur
- neerslag

Slide 7 - Tekstslide

klimaatgrafiek
De gemiddelde:
- temperatuur
- neerslag
per maand

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel mm neerslag valt er gemiddeld in februari?
A
50 mm
B
300 mm
C
250 mm
D
200 mm

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de gemiddelde temperatuur in Oktober?
A
-10 graden
B
12 graden
C
0 graden
D
- 5 graden

Slide 10 - Quizvraag

Klimaatsysteem van Köppen

Slide 11 - Tekstslide

Klimaatsysteem van Köppen
  • Een gebied met hetzelfde klimaat noem je een klimaatgebied. 
(wat betekent klimaat ook alweer?)

Slide 12 - Tekstslide

Klimaatsysteem van Köppen
  • Een gebied met hetzelfde klimaat noem je een klimaatgebied. 
  • Köppen verdeelde alle klimaatgebieden op aarde in vijf groepen.               (A, B, C, D en E)

Slide 13 - Tekstslide

Klimaatsysteem van Köppen
  • Een gebied met hetzelfde klimaat noem je een klimaatgebied. 
  • Köppen verdeelde alle klimaatgebieden op aarde in vijf groepen. 
  • Daarbij keek hij vooral naar de planten die in een bepaald gebied groeien

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De vijf klimaatgroepen

Slide 16 - Tekstslide

A - klimaat of tropisch klimaat
  • De gemiddelde maandtemperatuur is hier het hele jaar hoger dan 18 graden                      
  • De A - klimaten vind je vooral rond de evenaar

Slide 17 - Tekstslide

B - klimaat of droog klimaat
  • In een droog klimaat verdampt bijna alle neerslag

  • er valt minder dan 400 mm neerslag per jaar

Slide 18 - Tekstslide

C - klimaat of gematigd klimaat
  • de gemiddelde maandtemperatuur van de koudste maand is hoger dan -3 graden, maar lager dan 18 graden.    
  • In de warmste maand wordt het gemiddeld warmer dan 10 graden

Slide 19 - Tekstslide

D - klimaat of landklimaat
  • ook hier is het in de warmste maand gemiddeld warmer dan 10 graden                                                           
  • maar in de koudste maand wordt het kouder dan -3 graden

Slide 20 - Tekstslide

E - klimaat of poolklimaat
  • De Gemiddelde maandtemperatuur in deze gebieden komt zelfs in de warmste maanden niet boven de 10 graden uit.

Slide 21 - Tekstslide

De                             letters
S, W, F ,H EN T
GROTE

Slide 22 - Tekstslide

BS en BW
BS - klimaat of steppeklimaat = voor bomen is het hier te droog, maar je vindt er wel uitgestrekte grasvlakten

Slide 23 - Tekstslide

BS en BW
BS - klimaat of steppeklimaat = voor bomen is het hier te droog, maar je vindt er wel uitgestrekte grasvlakten
BW - klimaat of woestijnklimaat. Hier is het zelfs te droog voor gras. er groeit hier bijna niets

Slide 24 - Tekstslide

EF, EH en ET
EF - klimaat of sneeuwklimaat = er ligt het hele jaar sneeuw en er is geen begroeiing. 

Slide 25 - Tekstslide

EF, EH en ET
EF - klimaat of sneeuwklimaat = er ligt het hele jaar sneeuw en er is geen begroeiing. 
EH - klimaat of hooggebergteklimaat = Hetzelfde klimaat als het EF - klimaat, maar dan op grote hoogte.

Slide 26 - Tekstslide

EF, EH en ET
EF - klimaat of sneeuwklimaat = er ligt het hele jaar sneeuw en er is geen begroeiing. 
EH - klimaat of hooggebergteklimaat = Hetzelfde klimaat als het EF - klimaat, maar dan op grote hoogte.
ET - klimaat of Toendraklimaat. De bodem is bevroren. Maar een deel van het jaar ontdooit alleen het bovenste deel van de bodem. Dat heet permafrost: de ondergrond ontdooit nooit helemaal. Er groeien mossen en wat planten.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

De gemiddelde temperatuur bij een A - klimaat is altijd hoger dan......
A
20 graden
B
18 graden
C
15 graden
D
25 graden

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer is een gebied een B - klimaat?
A
Als het er gemiddeld altijd warmer is dan 15 graden
B
Als er minstens 100 mm neerslag valt
C
Als er minder dan 400 mm neerslag valt
D
Als het er gemiddeld nooit kouder dan 18 graden is

Slide 30 - Quizvraag

Welke gemiddelde temperaturen horen bij een C - klimaat?
A
warmste maand warmer dan 8 graden koudste hoger dan 0
B
Warmste maand warmer dan 15 graden koudste hoger dan -3
C
Warmste maand warmer dan 10 graden koudste hoger dan 0
D
Warmste maand warmer dan 10 graden koudste hoger dan -3

Slide 31 - Quizvraag

Een landklimaat is een klimaat waar de koudste maand kouder is dan....
A
-3 graden
B
-5 graden
C
3 graden
D
0 graden

Slide 32 - Quizvraag

Bij een E - klimaat komt zelfs in de warmste maand de gemiddelde temperatuur niet boven de ......graden
A
10
B
5
C
-3
D
3

Slide 33 - Quizvraag

Welk klimaat zien we op deze grafiek?
licht je antwoord toe

Slide 34 - Open vraag

Welk klimaat zien we op de grafiek?
licht je antwoord toe.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Groepsopdracht uitleg
lees mee vanuit de studiewijzer

Slide 37 - Tekstslide