Feedback en reflectie

Feedback/reflectie
Hoe geef ik feedback?
Hoe reflecteer ik?

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Feedback/reflectie
Hoe geef ik feedback?
Hoe reflecteer ik?

Slide 1 - Tekstslide

Op de eerste pagina staat: 'Feedback is een cadeau'.
Wat betekent dat, denk jij?

Slide 2 - Open vraag

Feedback is altijd een top.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Feedback is een reactie op het werk of het gedrag van iemand waar je mee samenwerkt.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Feedback is altijd negatief.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Als je iemand een tip geeft, kan hij of zij het werk of gedrag verbeteren.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoelen vandaag


  • Kan benoemen hoe je feedback op de juiste manier geeft,
  • Uit kan leggen wat de IK-boodschap betekent,
  • Feedback op de lessen geeft en de IK-boodschap gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

Feedback geven: 3 stappen
  1. Begin met een compliment (positieve feedback). Gebruik de IK-boodschap: 'ik zie dat... / ik hoor dat... / ik voel dat...'
  2. Zeg hoe het gedrag van de ander voor jou is. Vertel wat je wilt veranderen. Doe dit met respect!
  3. Zoek samen een oplossing en sluit positief af.

Slide 8 - Tekstslide

 7 tips
  • Kijk naar het filmpje op de volgende pagina.
  • Je krijgt 7 tips over het geven van feedback.
  • Gaat de film te snel, kijk nog een keer.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Opdracht
1. Denk nog eens terug aan de 7 tips in de film.
2. Bespreek en noteer feedback punten over de lessen ondernemend gedrag

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf twee dingen op die je
vandaag hebt geleerd.

Slide 12 - Open vraag

Schrijf 1 ding op dat je nog wilt weten of leren.

Slide 13 - Open vraag

Reflecteren kun je leren

Slide 14 - Tekstslide

Reflecteren

Slide 15 - Woordweb

STARR
Situatie
Taak
Actie
Resultaat
Reflectie

Slide 16 - Tekstslide

STARR- methode
  • Situatie, Taak, Actie, Resultaat, Reflectie
  • Voorbeeld: Een student die bijvoorbeeld zegt dat hij goed kan wassen, moet dat kunnen toelichten. Hij/zij wordt gevraagd een voorbeeld te geven van een situatie waarin bleek dat hij goed kan wassen, naar wat hij toen moest doen (taak), hoe hij dat regelde (actie), welk resultaat hij bereikte en welke verbeteringen hij zou aanbrengen in vergelijkbare situaties (reflectie).

Slide 17 - Tekstslide