H3 Basis conjunctuur en ismbga herhaling/quiz

Herhalen stof Economisch beleid
Conjunctuurschommelingen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Herhalen stof Economisch beleid
Conjunctuurschommelingen

Slide 1 - Tekstslide

Deel 1
Algemene kennis testen over conjunctuur

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent conjunctuur?
A
Het is een ander woord voor economie
B
De schommelingen van de economische groei
C
De economie krimpt
D
De economie stijgt

Slide 3 - Quizvraag

In een hoge conjunctuur is de bezettingsgraad van de productiecapaciteit
A
Laag
B
Hoog
C
Geen verschil

Slide 4 - Quizvraag

In een hoogconjunctuur is de output gap
A
positief, want Y > Y*
B
positief, want Y* > Y
C
negatief, want Y < Y*
D
negatief, want Y* < Y

Slide 5 - Quizvraag

In een hoogconjunctuur is sprake van een krappe arbeidsmarkt. Wat is het gevolg?
A
Qa> Qv: de lonen stijgen
B
Qa < Qv: de lonen dalen

Slide 6 - Quizvraag

Laagconjunctuur
Hoogconjunctuur
Conjuncturele werkloosheid
Onderbesteding
Krappe arbeidsmarkt
Bestedingsinflatie

Slide 7 - Sleepvraag

Conjuncturele werkloosheid

Frictiewerkloosheid


Structurele werkloosheid


Seizoenswerkloosheid

Slide 8 - Sleepvraag

conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
banen die naar goedkopere landen verdwijnen
vervangen door computers
afhankelijk van golven economie

Slide 9 - Sleepvraag

Wie voert het monetair beleid?
A
De ECB
B
De nationale overheid

Slide 10 - Quizvraag

De ECB heeft
A
een enkelvoudig mandaat
B
een duaal mandaat

Slide 11 - Quizvraag

Rond welk percentage moet de inflatie zijn volgens het monetaire beleid van de ECB?
A
1,5%
B
2%
C
3%
D
1%

Slide 12 - Quizvraag

Als de centrale bank de inflatie te hoog vindt, zal zij een …(I) … monetair beleid gaan voeren, waardoor de rente op de … (II) … zal gaan stijgen.
A
(I) = verkrappend; (II) = geldmarkt.
B
(I) = verkrappend; (II) = kapitaalmarkt.
C
(I) = verruimend; (II) = geldmarkt.
D
(I) = verruimend; (II) = kapitaalmarkt.

Slide 13 - Quizvraag

Deel 2: IS-MB-GA model

Slide 14 - Tekstslide

Het IS-MB-GA-model is een langetermijnmodel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Het IS-MB-GA-model is een structuurmodel
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Welke lijn gaat over het evenwicht op de goederenmarkt
A
EV lijn
B
IS lijn
C
MB lijn
D
GA lijn

Slide 17 - Quizvraag

Wat kan deze verschuiving van IS0 naar IS1 veroorzaken?
A
hogere belastingen
B
lagere marginale consumptiequote
C
hogere inflatie
D
hogere overheidsbestedingen

Slide 18 - Quizvraag

Waarom stijgt Y0 naar Y1?
A
O ↑ →productie ↑ → EV ↑→Y ↑
B
O ↑ →EV ↑→productie ↑ →inkomen ↑
C
O ↑ →C→productie ↑ →EV ↑
D
O ↑ →productie ↑ Y ↑

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er door deze verschuiving met de inflatie
A
neemt toe
B
neemt af

Slide 20 - Quizvraag

Waarom komt deze verschuiving OP de GA-curve tot stand?
A
omdat de reële productiekosten dalen
B
omdat de reële productiekosten stijgen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe zal de GA curve veranderen in de volgende periode?
A
deze verandert niet
B
deze gaat naar rechts
C
deze gaat naar links
D
er is een verschuiving op de lijn

Slide 22 - Quizvraag

Ik begrijp het IS-MB-GA model
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll