In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 6: Je groene omgeving
6.1 Naast de deur
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen 6.1
Je kunt benoemen in welke vier groepen je organismen indeelt
Je kunt uitleggen hoe je met een determinatietabel moet werken
Je kunt uitleggen wat een biotoop is
Je kunt biotische en abiotische factoren herkennen en benoemen in een beschreven biotoop.
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn organismen ook al weer?
timer
0:30
Slide 3 - Open vraag
Een organisme is
een levend biologisch wezen met een eigen metabolisme
Metabolisme = stofwisseling / energie maken
Slide 4 - Tekstslide
Organismen
Slide 5 - Tekstslide
Vier rijken
Plantenrijk
Dierenrijk
Schimmelrijk
Bacteriën
Slide 6 - Tekstslide
Indelen
Belangrijke eigenschappen
Plantencel is anders dan dierlijke cel of schimmelcel
Slide 7 - Tekstslide
Verschil dierlijke en plantencel
Slide 8 - Tekstslide
Waar hoort dit organisme bij?
A
Bacterierijk
B
Schimmelrijk
C
Plantenrijk
D
Dierenrijk
Slide 9 - Quizvraag
Waar hoort dit organisme bij?
A
Bacterierijk
B
Schimmelrijk
C
Plantenrijk
D
Dierenrijk
Slide 10 - Quizvraag
Welke foto hoort bij het schimmelrijk?
A
B
C
D
Slide 11 - Quizvraag
Determineren
"Op basis van verschillende kenmerken, de naam van een organisme opzoeken met een determinatietabel"
Slide 12 - Tekstslide
Determineren
Slide 13 - Tekstslide
Hoe noemen we het op basis van verschillende kenmerken, de naam van een organisme opzoeken met een tabel?
Slide 14 - Open vraag
BIOTOOP
Ieder organisme leeft op die plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn. Zo’n omgeving met de juiste leefomstandigheden heet een biotoop. De biotoop voor een eekhoorn is het bos.
Slide 15 - Tekstslide
Biotoop
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Organismen hebben te maken met...
1) Biotische factoren: alle levende factoren in een gebied (beschikbare planten om te eten, niet te veel roofdieren)
Slide 18 - Tekstslide
Organismen hebben te maken met...
2) Abiotische factoren: alle niet-levende factoren in een gebied zoals temperatuur, regen, wind, ondergrond
Slide 19 - Tekstslide
Biotische factoren
de omstandigheden uit de levende natuur
voldoende voedsel (kleinere vissen, plankton, of andere waterdiertjes)
roofdieren (grotere dieren die hem eten)
ziekteverwekkers waaraan hij kan overlijden
Slide 20 - Tekstslide
Abiotische factoren
Omstandigheden uit de niet levende natuur
de temperatuur van het water
de hoeveelheid zuurstof in het water
de stroming van het water
Slide 21 - Tekstslide
Vraag
Stel er wordt midden in een weiland een boom omgehakt.
Welke biotische en welke abiotische gevolgen kan dit hebben?
Slide 22 - Tekstslide
Wat is een soort?
Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
Twee dieren op het plaatje: zijn ze dezelfde soort?
Wetenschapppelijke naam van soort
1) Geslachtsnaam: naam van geslacht waar het dier bij hoort
2) Soortnaam: naam van soort (specifiek)
Slide 23 - Tekstslide
Canis familiaris
Huishond
Canis lupus
Wolf
Canis latrans
Coyote
Slide 24 - Tekstslide
De beste definitie van een soort is
A
Organismen die op elkaar lijken
B
Organismen die in elkaars biotoop leven
C
Organismen die ongeveer even groot zijn
D
Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen