Bronnen vergelijken en mening vormen

kansenongelijkheid: feit of fabel?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

kansenongelijkheid: feit of fabel?

Slide 1 - Tekstslide

Kansen(on)gelijkheid: feit of fabel?
De 7 vinkjes van Joris Luyendijk
Praten over de tekst
Bronnen vergelijken
Samenvoegen in een tekst

Slide 2 - Tekstslide

Tweetal: één onderwerp
Individueel: een beschouwing schrijven
Feedback geven, samenvoegen tot één beschouwing
Gezamenlijk inleveren en/of presenteren

Slide 3 - Tekstslide

'Alle mensen zijn hetzelfde. Het zijn slechts hun gebruiken die verschillen.'

Slide 4 - Tekstslide

Wat is jouw mening over kansen(on)gelijkheid?
Je bent zelf altijd verantwoordelijk voor je eigen succes.
Je bent zelf grotendeels verantwoordelijk voor jouw kansen.
Welke kansen ik krijg, zijn eigenlijk al vooraf bepaald door factoren waar ik geen invloed op heb.

Slide 5 - Poll

Lees aandachtig mee. 

Onderstreep alle moeilijke woorden die jij niet kent of waarover je twijfelt.

Slide 6 - Tekstslide

de 7 vinkjes
  1.  Minstens één hoogopgeleide en/of welgestelde ouder.
  2. Minstens één in Nederland geboren ouder.
  3. Man.
  4. Hetero.
  5. Wit.
  6. Gymnasium.
  7. Universiteit.
Samenwerken

Slide 7 - Tekstslide

Wat is in één zin de hoofdgedachte van deze tekst?

Waarom heeft Joris Luyendijk het boek geschreven?

Vergelijk de 'moeilijke woorden' en zoek betekenissen op.
Samenwerken

Slide 8 - Tekstslide

Lees in je groepje de andere teksten (1, 2 en 3). 

In hoeverre bevestigen, nuanceren of bestrijden de teksten de boodschap van Luyendijk?
Vergelijken van bronnen

Slide 9 - Tekstslide

Schrijven
Schrijf gezamenlijk een korte betoog naar aanleiding van de tekst van Luyendijk (200 woorden).

Vraagstelling met antwoorden die bevestigen, nuanceren en ontkrachten. Sluit af met een aanbeveling.

Gebruik duidelijke verbindingswoorden.
Noteer de bronnen die je gebruikt in de tekst.
(inleveren en/of presenteren).
Schrijven met bronnen

Slide 10 - Tekstslide

Schrijven
  • Onderwerp is een probleem of kwestie.
  • Tekst is opiniërend: je wilt de lezer over iets laten nadenken.
  • Wat zijn de oorzaken, welke oplossingen zijn er?
  • Wat zijn de verschillende meningen van deskundigen?
  • Je wilt de lezer overtuigen.
Schrijven met bronnen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link


Slide 13 - Open vraag

Voorbeeld
Joris Luyendijk concludeert dat de zevenvinkjesmannen de macht vormen in Nederland. Zij hebben privileges die anderen niet hebben (NRC, 4 februari). In hoeverre klopt deze ongelijkheid? Enerzijds wordt dit beeld bevestigd door schrijver Baldi (De Volkskrant, 8 februari). Hij heeft zelf vaak ervaren dat hij professioneel wordt gepasseerd ten gunste van zevenvinkjesmannen. Anderzijds stelt columnist Ephimenco dat de vinkjes nogal subjectief zijn en dat er veel voorbeelden zijn van succesvolle mensen zonder vinkjes (Trouw, 8 februari). Ik denk dat we inderdaad doen alsof we zo divers en open zijn in Nederland, maar dat een deel onterecht privileges heeft. Columniste Roos Vonk (bnnvara.nl, 6 februari) zegt het treffend: het is mooi dat iedereen nu doorheeft dat er sprake is van kansenongelijkheid, maar het is typerend dat de woorden pas aankomen nu een zevenvinkjesman het zelf zegt.

Slide 14 - Tekstslide

  • Presenteer per groepje kort jullie geschreven tekst.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide