Formuleren - verwijswoorden, incongruentie, lijdende vorm

Nakijken en aftekenen
Weektaak:
opdracht 3, 4, 5 op bladzijde 390-391
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nakijken en aftekenen
Weektaak:
opdracht 3, 4, 5 op bladzijde 390-391

Slide 1 - Tekstslide

Verder vandaag:
Je kent de regels voor het gebruik van de juiste verwijswoorden.
Je kunt de onjuiste en onduidelijke verwijzingen herkennen en verbeteren in een zin.

Je kunt congruentiefouten herkennen en verbeteren in een zin.
Je vermijdt het (veelvuldig) gebruik van de lijdende vorm.

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden
  • hij, zij, ze, het, hem of haar
  • ze/hen/hun

Slide 3 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord: De voetbalvereniging bestaat 50 jaar en daarom gaat ... een feest geven.
A
Het
B
Zij
C
Hij

Slide 4 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord: Het bestuur moet te allen tijd voorbereid zijn op ... ondergang.
A
zijn
B
haar

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord: ... wil ik het liefst niet op mijn verjaardag hebben, hoor!
A
Hun
B
Hen
C
Ze

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord: Ook liet ik ... kennismaken met de bourgondische levensstijl.
A
Ze
B
Hen
C
Hun

Slide 7 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord: Hij was vergeten ... ... cadeau te geven, waarop hij boos werd op ....
A
hen / hen / hen
B
hen / hun / hen
C
hun / hun / hun
D
hun / hun / hen

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord: ... is het allermoeilijkste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat/ dat
B
wat / dat
C
wat / wat
D
dat / wat

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord: In de ochtend naar school fietsen, ... vind ik iets ... heel vervelend is.
A
dat / dat
B
wat / dat
C
dat / wat

Slide 10 - Quizvraag

Alles ... ik ooit wilde, ... heb ik inmiddels ook bereikt!
A
wat / dat
B
wat / wat

Slide 11 - Quizvraag

Dat/wat
- Dat: terugverwijzen naar een onzijdig woord (het)
Het meisje dat daar staat
- Wat: vage meuk!
(1) onbepaalde voornaamwoorden: alles, iets, niets, datgene, dat, het enige
Dat wat ik zei/alles wat ik wil
(2) losse overtreffende trap: het mooiste, het beste, het lelijkste
Het mooiste wat ik ooit gezien heb/het slechtste wat ik ooit gedaan heb/het mooiste meisje dat ik ooit gezien heb
(3) een hele zin: wij hebben de hele dag gegeten en gedronken wat we erg leuk vonden.

Slide 12 - Tekstslide

Veel flatbewoners protesteren tegen de huurverhoging, omdat ... strijdig is met de afspraken.
A
die
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 13 - Quizvraag

De leerlingen ... de docenten naar New York gaan, hebben er enorm zin in.
A
met wie
B
waarmee

Slide 14 - Quizvraag

Vul in (vz + wie / waar + vz): Degene ... ik verliefd ben.

Slide 15 - Open vraag

Waar/daar + vz of vz + wie?
Waar/daar + vz: als je verwijst naar dieren of dingen
De paarden waarop wij gereden hebben.
Vz + wie
:
als je verwijst naar mensen
De geleerden aan wie wij veel vragen stelden.

De kinderen met wie we op vakantie gingen, waren erg uitgelaten.
De lichtgewicht tent waarin we zouden slapen op de camping, was lek.


Slide 16 - Tekstslide

Verbeter de volgende zin:
Natuurlijk is natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat ze dan gemakkelijk van de ene kant van de snelweg naar de andere kant kunnen komen.

Slide 17 - Open vraag

Natuurlijk is natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat ze dan gemakkelijk van de ene kant van de snelweg naar de andere kant kunnen komen.
Natuurlijk is natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat het wild (de dieren) dan gemakkelijk van de ene kant van de snelweg naar de andere kan (kunnen) komen.

Slide 18 - Tekstslide

Onduidelijk verwijzen
Het is niet duidelijk waarnaar verwezen wordt doordat:
1. Er niets is waarnaar het verwijst;
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen donor kan worden.


Slide 19 - Tekstslide

Onduidelijk verwijzen
Het is niet duidelijk waarnaar verwezen wordt doordat:
2. Er meerdere dingen zijn waarnaar het kan verwijzen.
Marina zei tegen Antoinette dat Marie-Jeanne haar voor haar verjaardag een mooi cadeau wilde geven. 

Wees altijd concreet en duidelijk als je naar iets verwijst!


Slide 20 - Tekstslide

Nog niet alles goed begrepen?
Oefen met de herhalingsopdrachten.

Slide 21 - Tekstslide

Incongruentie 

Slide 22 - Tekstslide

Goed of fout?
De media schrijft bijzonder negatief over deze superster.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

De media schrijft bijzonder negatief.
media = onderwerp = meervoud
schrijft = pv = ev
-> getal onderwerp en pv komen niet overeen = incongruentie

Slide 24 - Tekstslide

Incongruentie
Wanneer in een zin onderwerp en persoonsvorm niet overeenkomen in getal. 

Slide 25 - Tekstslide

Goed of fout?
De media hebben ons verkeerd ingelicht.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Goed of fout?
De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

De kudde schapen stak de weg over.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Verzamelwoord als onderwerp
'De jeugd' lijkt meervoud , is enkelvoud
->incongruentie
De media lijkt enkelvoud, is meervoud

Slide 29 - Tekstslide

Mensen die belangstelling hebben voor de functie worden verzocht te reageren.
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

Meewerkend vw wordt ten onrechte als ow gezien.
verzwegen ow: Er wordt aan mensen die belangstelling hebben....

-> incongruentie

Slide 31 - Tekstslide


Goed of fout?
Eneco verwacht dat het gebruik van gas, water en elektriciteit de komende jaren bij de meeste huishoudens alleen maar verder zullen toenemen.

A
Goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

Dus in welke drie situaties kan incongruentie voorkomen?

Slide 33 - Open vraag

Incongruentie kan dus komen door:

-verzamelwoord als onderwerp
-onderwerp en pv staan te ver uit elkaar
-het mv wordt ten onrechte als ow gezien


Slide 34 - Tekstslide

Maak  opdr. (in)congruentie

timer
4:00

Slide 35 - Tekstslide

dat/als-constructie
We vinden het niet mooi als de woorden 'dat' en 'als/wanneer/indien' naast elkaar staan. Je kunt dit eenvoudig oplossen door de bijzin te verplaatsen. 
1) zoek de 'als-zin' op
2) verplaats deze bijzin naar het einde van de zin

Slide 36 - Tekstslide

Hoe verbeter je de volgende zin?
Ik durf te wedden dat als de leerlingen alle opgaven maken, ze de stof goed begrijpen.

Slide 37 - Open vraag

Neeltje zoekt een kamer in Eindhoven.
lijdend / bedrijvend?
A
lijdend / passief
B
bedrijvend / actief

Slide 38 - Quizvraag

Is de zin lijdend of bedrijvend?

In dit café wordt niet gevochten.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 39 - Quizvraag

bedrijvend of lijdend?
Door de overheid werd een vuurwerkverbod afgegeven.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 40 - Quizvraag

Lijdende of bedrijvende vorm?
Deze grap werd me gisteren ook al geappt!
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 41 - Quizvraag