Hoofstuk 9 criminaliteit Maatschappijleer

Hoofdstuk 9:
Criminaliteit 
´´ik heb iets stoms gedaan, 
nu moet ik naar de politie´´
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9:
Criminaliteit 
´´ik heb iets stoms gedaan, 
nu moet ik naar de politie´´

Slide 1 - Tekstslide

9.1 wat is criminaliteit?

Slide 2 - Tekstslide

asociaal of ook strafbaar?

Als je voordringt bij de kassa, vinden mensen je asociaal. Maar er staat niets over geschreven in de wet, dus het is niet verboden. Zo staat in het wetboek van strafrecht dat je niet mag stelen en niemand mag mishandelen. Strafbaar gedrag betekent dus dat je wetsregels overtreedt. Dat noem je een dilect, een strafbaar feit.

Slide 3 - Tekstslide

overtreding of misdrijf
Op je fiets door rood licht rijden vinden we minder erg dan een inbraak. Daarom maakt de wet delicten verschil tussen overtredingen en misdrijven. Wanneer je voor een misdrijf wordt opgepakt, kom je er minder gemakkelijk van af: je wordt verhoord, er gelden zwaardere straffen en als je ouder bent dan 12 krijg je een strafblad.
maak vraag 2 en 3

Slide 4 - Tekstslide

Eigenlijk valt alles wat wettelijk verboden is onder criminaliteit. Toch noemen we iemand die een overtreding begaat geen crimineel. 

Criminaliteit kost burgers jaarlijks
miljarden euro's. Dit zijn de materiële gevolgen, schade die je kunt berekenen in geld. 
Daarnaast zijn er ook niet-materiële gevolgen, gevolgen die je niet in geld kunt uitdrukken.
maak vraag 5,6,7 en 10

Slide 5 - Tekstslide

9.2 Oorzaken van Criminaliteit

Slide 6 - Tekstslide

oorzaken
Er is vaak niet één geldige reden voor criminaliteit, wel zijn er verschillende risicofactoren: slechte opvoeding, groepsdruk, alcohol of drugs, spijbelen en schooluitval of zelf biologische factoren.
Oorzaken
Er is vaak niet één geldige reden voor criminaliteit, wel zijn er verschillende risicofactoren: slechte opvoeding, groepsdruk, alcohol of drugs, spijbelen en schooluitval of zelf biologische factoren.
Naast persoonlijke kenmerken, zijn er ook algemene omstandigheden: slechte leefomstandigheden, minder strenge normen dan vroeger, minder sociale controle en steden
maak opdracht 1,2,3 en 9,10

Slide 7 - Tekstslide

9.3 Theorieën over criminaliteit

Slide 8 - Tekstslide

Theorieën
Een Amerikaanse socioloog ontdekte dat 'gewone' jongeren vaker crimineel worden als ze veel omgaan met jongeren die al crimineel zijn. crimineel gedrag is aangeleerd, meestal door foute vrienden of familie leden. Deze theorie is uitgewerkt door een andere Amerikaanse socioloog. volgens hem wil iedereen succesvol zijn of lijken. in sommige steden richt de politie zich speciaal op dit soort mensen. Dit is de patseraanpak: mensen die niet kunnen verklaren hoe ze aan dure spullen als een auto of jas komen, kunnen worden opgepakt.
maak vraag 2,3,7 en 9

Slide 9 - Tekstslide

9.4 Opgepakt ... en dan?

Slide 10 - Tekstslide

arrestatie proces
bij een melding van een misdrijf gaan agenten de zaak onderzoeken. En ze proberen de verdachte(n) op te sporen. Een verdachte is iemand van wie de politie denkt dat hij iets strafbaars heeft gedaan.
pas als je verdachte bent bij de politie mogen ze je: fouilleren, arresteren en huis doorzoeken. Als de politie klaar is met het onderzoek word er een proces-verbaal geschreven, een speciaal politieverslag over het misdrijf en de verdachte.
maak vraag 1,2 en 4

Slide 11 - Tekstslide

zwaarder misdrijf
bij een zwaarder misdrijf, gaat het proces-verbaal naar de officier van justitie. deze beslist wat er met de verdachte gaat gebeuren. de officier heeft drie mogelijkheden:
  1.  seponeren: de verdachte komt niet voor de rechter en krijgt geen straf
  2. hij kan zelf een straf opleggen, een strafbeschikking.
  3. hij besluit te vervolgen, dan wordt de verdachte voor de rechter gebracht. 
maak vraag 7 en 11

Slide 12 - Tekstslide

https://create.kahoot.it/share/h-9-criminaliteit/b66102bc-4a61-4d1e-b3f2-104a3afa75d9

Slide 13 - Tekstslide