Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5 - Woonomgeving
Extra grammatica: als / of - theorie + oefening
Hoofdstuk 5
1. luisteren, oefening 7
2. grammatica modale werkwoorden, oefening 3 + extra oefening
3. spreken, oefening 4 (bor)
4. lezen, oefening 8
5. spreken, oefening 9 en 10 (bor)
6. luisteren, oefening 11 en 12

Grammatica 
- als / of
- modale werkwoorden
- relatieve bijzin

Woordenschat
- de weg vragen
- irritatie uitspreken
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 - Woonomgeving
Extra grammatica: als / of - theorie + oefening
Hoofdstuk 5
1. luisteren, oefening 7
2. grammatica modale werkwoorden, oefening 3 + extra oefening
3. spreken, oefening 4 (bor)
4. lezen, oefening 8
5. spreken, oefening 9 en 10 (bor)
6. luisteren, oefening 11 en 12

Grammatica 
- als / of
- modale werkwoorden
- relatieve bijzin

Woordenschat
- de weg vragen
- irritatie uitspreken

Slide 1 - Tekstslide

Lisanne lacht altijd als / wanneer ze Vincent ziet. 
Als / wanneer hij thuis is, zal ik het hem zeggen. 
--------------------------------------------------
Als / indien ik wat later ben, zal ik jullie bellen. 
Ik kom alleen als / indien jij het wilt.
Ik weet niet of Matilda thuis is.
Hij vraagt of jullie morgen naar zee gaan.
Laat even weten of je aanwezig zult zijn.
Geef even door of je met je partner komt.
verbindende functie 
bijzinnen inleiden
 die een onzekerheid bevatten. 
of
onderschikkend voegwoord     
van tijd -> vervangen door wanneer
voorwaarde -> vervangen door indien
als
Ik zal kijken
zij er is.
/

Slide 2 - Tekstslide

Lisanne lacht altijd als / wanneer ze Vincent ziet. 
Als / wanneer hij thuis is, zal ik het hem zeggen. 
--------------------------------------------------
Als / indien ik wat later ben, zal ik jullie bellen. 
Ik kom alleen als / indien jij het wilt.
Ik weet niet of Matilda thuis is.
Hij vraagt of jullie morgen naar zee gaan.
Laat even weten of je aanwezig zult zijn.
Geef even door of je met je partner komt.
verbindende functie 
bijzinnen inleiden
 die een onzekerheid bevatten. 
of
onderschikkend voegwoord     
van tijd -> vervangen door wanneer
voorwaarde -> vervangen door indien
als
 conditionele lijdendvoorwerpszin
De lijdendvoorwerpszin wordt dan voorafgegaan door het voorlopig lijdend voorwerp het.
Laat het even weten als je aanwezig zult zijn.
Geef het even door als je met je partner komt.
Ik zal kijken
zij er is.
/

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

toegestaan
voorstel
zullen
afspraak
belofte
kunnen
mogelijk zijn
mogen
niet verboden
willen
wensen
verlangen
moeten
verplicht
nodig
modale werkwoorden
blz. 116

Slide 6 - Tekstslide

modale werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

spreken
oefening 4
breakout rooms

Slide 10 - Tekstslide

lezen
oefening 8
blz. 120

Slide 11 - Tekstslide

spreken
oefening 9 en 10
blz. 121
breakout rooms

Slide 12 - Tekstslide

luisteren
oefening 11 en 12
blz. 122
Gesprekken

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Luister naar de Taalhulp op blz. 123
Maak opdracht 13 blz. 123

Slide 14 - Tekstslide

De kinderen van je buren spelen vaak in de tuin. Je hebt daar last van: 
- zaterdag- en zondagochtend vanaf 8.00 uur maken ze al herrie
- ze gooien hun bal in jouw tuin 
- ze schreeuwen vaak
Ga naar je buurman-/vrouw en vertel wat je klachten zijn en wat je wilt. 
Je hebt last van de fietsen van je buren: 
- ze staan vaak voor jouw deur 
- de stoep wordt geblokkeerd
Ga naar je buurman-/vrouw en vertel wat je klachten zijn en wat je wilt.
Bedenk zelf een klacht en ga er mee naar je buurman/-vrouw.

Slide 15 - Tekstslide

aanvankelijk
afnemen
delen
invoeren
groeien
hospita
halverwege
de eis
gezamenlijk
bieden
flink
krap
ombouwen
ontstaan
het pand
rond
ruim
slechts
sober
stichting
stijgen
toenemen
toevoegen
verplichten
voordellig
voornamelijk
zogeheten
lezen
oefening 18 en 19
blz. 125 - 128

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
(oefening 21 A - schrijf een tekst)
oefening 21 B - kies een kamer en vertel waarom 
                     (2 argumenten)  

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
oefening 21 B - kies een kamer en vertel waarom 
                     (2 argumenten)  
Je moet samen een kamer delen. 

cursist 1 - werkdagen (maandagavond tot vrijdagmorgen), 
cursist 2 - weekenden (vrijdagavond tot maandagmorgen)

Zorg dat jouw kamer gehuurd wordt, gebruik je argmenten.

Slide 18 - Tekstslide

Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
Hij wil een vriendin die ook twintig is.
Een ontspannend boek .
Een vriendin van 20.

Slide 19 - Tekstslide

Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
De bijzin geeft extra informatie -> relatieve bijzin
Hij wil een vriendin die ook twintig is.
Een ontspannend boek .
Een vriendin van 20.

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdzin - Ik zoek een boek
Bijzin - dat me helpt te ontspannen.
dat = relatief pronomen
Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
De bijzin geeft extra informatie -> relatieve bijzin
Hij wil een vriendin die ook twintig is.
Een ontspannend boek .
Een vriendin van 20.
Hoofdzin - Hij wil een vriendin
Bijzin - die ook twintig is.
die = relatief pronomen

Slide 21 - Tekstslide

Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
De bijzin geeft extra informatie -> relatieve bijzin
Hij wil een vriendin die ook twintig is.
Een ontspannend boek .
Een vriendin van 20.
de-woorden -> die
het-woorden -> dat
Hoofdzin - Ik zoek een boek
Bijzin - dat me helpt te ontspannen.
dat = relatief pronomen
Hoofdzin - Hij wil een vriendin
Bijzin - die ook twintig is.
die = relatief pronomen

Slide 22 - Tekstslide

Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
De bijzin geeft extra informatie -> relatieve bijzin
Hij wil een vriendin die ook twintig is.
de-woorden -> die
het-woorden -> dat
Een ontspannend boek .
Een vriendin van 20.
Hoofdzin - Ik zoek een boek
Bijzin - dat me helpt te ontspannen.
dat = relatief pronomen
Hoofdzin - Hij wil een vriendin
Bijzin - die ook twintig is.
die = relatief pronomen

Slide 23 - Tekstslide

Hij zoekt een vriendin met wie hij goed kan praten.
mensen
+ prepositie

de vriendin met wie
prepositie + wie
praten met
praten met

Slide 24 - Tekstslide

Ik stuurde haar een sms'je waarop ze niet reageerde.
mensen
+ prepositie
prepositie +


de vriendin met wie
prepositie + wie
praten met
dingen
het sms'je waarop
waar + prepositie
reageren op
reageren op

Slide 25 - Tekstslide

Ze spreken af in de stad waar het meisje woont.
mensen
+ prepositie
prepositie +
locatie

de vriendin met wie
prepositie + wie
praten met
dingen
het sms'je waarop
waar + prepositie
reageren op
locatie
de stad / het land waar

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hij zoekt een vriendin met wie hij goed kan praten.
Ik stuurde haar een sms'je waarop ze niet reageerde.
Ze spreken af in de stad waar het meisje woont.

Slide 28 - Tekstslide

wat
Er is maar weinig wat hij niet kan.
verwijzen naar een vaag begrip
Ik heb alles wat mijn hartje begeert. 
Afwachten of het lukt is het enig wat we kunnen doen.
Vanaf morgen hebben we vakantie, wat we heel fijn vinden.
verwijzen naar een hele zin
De vakantie waarnaar we uitkijken, begint morgen. 

Slide 29 - Tekstslide

met, tot, uit, naar
Het doel waartoe deze actie leidt...
mee wordt met
De vriendin met wie ik op vakantie ga...
uit wordt vandaan
De winkel waar het vandaan komt...
naar wordt naartoe
Het land waar jij naartoe gaat...
vanuit
Ik ga naar Ghana.
meegaan
tot wordt toe
leiden tot
leiden tot

Slide 30 - Tekstslide



Taaltempo 19 - indirecte rede (A)

Slide 31 - Tekstslide



Taaltempo 19 - indirecte rede (B)

Slide 32 - Tekstslide



Taaltempo 18 - verwijzen (1) A+B

Slide 33 - Tekstslide

overbodig
angstaanjagend
grof taalgebruik
in één oogopslag
onschuldig
vertekend beeld
op prijs stellen
inbreker
uitvoerig
aanranden
bewapenen
in hoge mate
1 g
2 f
3 h
4 a
5 d
6 c
7 e
8 b

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden b

Slide 37 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden d, e en f

Slide 38 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden g en h

Slide 39 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden k en l

Slide 40 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden m, n, o en p
(a - p)

Slide 41 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden r en s

Slide 42 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden t en v

Slide 43 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden  w en z

Slide 44 - Tekstslide