H2-1 De Aarde

H2 De Aarde
2.1 De aarde in het zonnestelsel
2.2 Geografische coördinaten en tijdzones
2.3 De seizoenen: zomer, herfst, winter en lente
2.4 De getijden: vloed en eb
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolMBOmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H2 De Aarde
2.1 De aarde in het zonnestelsel
2.2 Geografische coördinaten en tijdzones
2.3 De seizoenen: zomer, herfst, winter en lente
2.4 De getijden: vloed en eb

Slide 1 - Tekstslide

Ameland ligt ten ....... van de Waddenzee
A
Noorden
B
Zuiden

Slide 2 - Quizvraag

Heerenveen ligt ten ....... van Drachten.
A
Noorden
B
Zuiden

Slide 3 - Quizvraag

Veendam ligt ten ........ van Groningen
A
Westen
B
Oosten

Slide 4 - Quizvraag

Ameland ligt ten ..... van Terschelling
A
Westen
B
Oosten

Slide 5 - Quizvraag

Op welk station stopt de trein tussen Hoogeveen en Groningen?
A
Assen
B
Delzijl
C
Drachten
D
Heerenveen

Slide 6 - Quizvraag

In welk boek kun je lezen over Delfzijl?
A
Een boek over de Waddenzee
B
Een boek over de Noordzee
C
Een boek over het IJsselmeer

Slide 7 - Quizvraag

De Afsluitdijk ligt tussen de Waddenzee en het IJsselmeer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Delfzijl is een havenstad in Drenthe
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

2.1 De aarde in het zonnestelsel


  • Heelal 
  • Ons zonnestelsel
  • Sterren
  • Planeten
  • Aarde

Slide 10 - Tekstslide

2.1 De aarde in het zonnestelsel
  • 70% water
  • Oceanen (zout/diep)
  • Zee (zout/ondiep)
  • Continenten

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hoeveel dagen heeft een jaar?

Slide 13 - Open vraag

Waarom is er om de vier jaar een schrikkeljaar op onze kalender?

Slide 14 - Open vraag

Noem tenminste drie voorbeelden van een zee.

Slide 15 - Open vraag

Noem tenminste twee voorbeelden van een oceaan,

Slide 16 - Open vraag

2.2 Geografische coördinaten en tijdzones

Slide 17 - Tekstslide

2.2 Geografische coördinaten en tijdzones

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

2.2 Geografische coördinaten en tijdzones

Slide 20 - Tekstslide

Waar liggen de volgende plaatsen?
Noorderbreedte
Zuiderbreedte
Duitsland
Australië 
Argentinië
Canada

Slide 21 - Sleepvraag

Noorderbreedte en westerlengte
Zuiderbreedte en oosterlengte
Noorderbreedte en oosterlengte
Zuiderbreedte en westerlengte

Slide 22 - Sleepvraag

Evenaar
oosterlengte
WL
NB
nulmerdiaan
noorderbreedte
westerlengte

Slide 23 - Sleepvraag

evenaar
Noordpool
noorderbreedte
nulmeridiaan
breedtecirkel
= parallel)
zuiderbreedte
lengtecirkel
(=meridiaan)
Zuidpool
Noordelijk
halfrond
Zuidelijk
halfrond

Slide 24 - Sleepvraag

Wat zijn tijdzones?
A
Een zone waar tijd bij zit
B
hoelang de wereld ronddraait
C
Een land of een gebied met de zelfde tijd
D
hoelang je in 1 lokaal mag zitten

Slide 25 - Quizvraag

Er zijn twaalf tijdzones.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel tijdzones zijn er?
A
2
B
12
C
24
D
6

Slide 27 - Quizvraag

De tijdzones zijn ingedeeld op:

A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Zwaarteligging

Slide 28 - Quizvraag

2.3 De seizoenen: zomer, herfst, winter en lente

Slide 29 - Tekstslide

2.3 De seizoenen: zomer, herfst, winter en lente

Slide 30 - Tekstslide

Wat is: een seizoen
A
Een lekkere zoen.
B
Eén van de vier delen van het jaar.
C
De zomer en de lente
D
De herfst , winter, lente en zomer.

Slide 31 - Quizvraag


Waarom zijn er seizoenen?
A
De aarde draait om de zon
B
De zon draait om de aarde
C
De aarde staat schuin
D
De zon schijnt

Slide 32 - Quizvraag

Op de evenaar zijn er seizoenen
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer begint de zomer in Nederland?

Slide 34 - Open vraag

Welk jaargetijde is het op het zuidelijk halfrond op dit moment?

Slide 35 - Open vraag

2.4 De getijden: vloed en eb

Slide 36 - Tekstslide


Wat gebeurd er al het eb wordt?
A
Het water trekt weg
B
Het water stijgt op
C
Er komen meer vissen in de zee
D
Het water wordt viezer

Slide 37 - Quizvraag

Zet de zinnen bij de goede foto.

varen tijdens vloed
Bij eb ligt de boot op het wad
De vloed komt op, snel naar de boot.
Wandelen tijdens eb.

Slide 38 - Sleepvraag

Eb en vloed
A
het is 1 x per etmaal eb en vloed
B
het is 3 x per etmaal eb en vloed
C
het is 2 x per etmaal eb en 2x per etmaal vloed
D
het is niet bekend wanneer eb en vloed

Slide 39 - Quizvraag

eb
vloed

Slide 40 - Sleepvraag

Opdracht
  • Maak een kwartet met de begrippen en stof uit Hoofdstuk 2.
  • We gaan dit volgende week spelen.
  • Je mag alleen werken of met een groepje (max 4).

Slide 41 - Tekstslide