De grote scheikunde afscheidsquiz

De grote scheikunde afscheidsquiz
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De grote scheikunde afscheidsquiz

Slide 1 - Tekstslide

Je hebt een pot waarin een onbekende stof zit.

Op welke manieren kun je veilig bepalen welke stof het is?
A
ruiken
B
proeven
C
testen op brandbaarheid
D
kijken van welk materiaal de pot is gemaakt

Slide 2 - Quizvraag

Waarom draag je een labjas en een veiligheidsbril?
A
Voor de veiligheid
B
Om je kleding te beschermen
C
Omdat je klasgenoten niet om kunnen gaan met gevaarlijk stoffen
D
Omdat dat cool is

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet dit glaswerk?
A
bekerglas
B
maatcilinder
C
erlenmeyer
D
de veiligheidsbril

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer je de brander niet gebruikt om iets te verhitten staat deze op de
A
pauze vlam
B
kleurloze vlam
C
blauw ruisende vlam
D
veilige vlam

Slide 5 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
acuut gezondheidsgevaarlijk
B
op lange termijn gezondheidsgevaarlijk

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool?
A
Giftige stoffen
B
gevaar gezondheid
C
schadelijke of irriterende stoffen
D
gevaar milieu

Slide 7 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
explosief
B
licht ontvlambaar
C
brandbevorderend
D
corrosief

Slide 8 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
corrosief
B
milieugevaarlijk
C
schadelijk
D
explosief

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool?
A
Giftige stoffen
B
Gevaar gezondheid
C
schadelijke of irriterende stoffen
D
corrosieve stoffen

Slide 10 - Quizvraag

Het Symbool voor Zilver is
A
Zr
B
Z
C
Ag
D
Au

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het symbool van ijzer?
A
F
B
Fe
C
I
D
IJ

Slide 12 - Quizvraag

Het symbool Co is
A
Koolstof
B
Koolstofmonooxide
C
Koper
D
Kobalt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het symbool van Zink?
A
Sn
B
Tn
C
Zn
D
Z

Slide 14 - Quizvraag

Pb is het symbool voor
A
Fosfor
B
Lood
C
Platina
D
Tin

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer is iets een zuivere stof?
A
Als er 1 soort atoom in voorkomt
B
Als er 1 soort molecuul in voorkomt
C
Als 1 soort molecuul is opgelost in water

Slide 16 - Quizvraag

Hiernaast zie je een mengsel.
Wat is dit voor een
soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Suspensie

Slide 17 - Quizvraag

Hiernaast zie je een mengsel.
Wat is dit voor een
soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Suspensie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de definitie van een mengsel? Een mengsel...
timer
0:30
A
bestaat uit een soort moleculen.
B
bestaat uit meerdere soorten moleculen.
C
bestaat uit meerdere moleculen.
D
bestaat uit meerdere soorten atomen

Slide 19 - Quizvraag

Van welke stofeigenschap maakt bezinken en afschenken gebruik?
A
Kookpunt
B
Oplosbaarheid
C
Deeltjesgrote
D
Dichtheid

Slide 20 - Quizvraag

Welke scheidingsmethode zie je in de afbeelding?
A
Filtreren
B
Indampen
C
Destilleren
D
Extraheren

Slide 21 - Quizvraag

Van welke eigenschap maakt adsorberen gebruik?
A
Kookpunt
B
Aanhechtingsvermogen
C
Deeltjesgrootte
D
Dichtheid

Slide 22 - Quizvraag

De blauwe kleurstof in brandspiritus kun je verwijderen met actieve kool. Vervolgens is nog een stap nodig om de verontreinigde actieve kool te verwijderen.
Welke scheidingsmethoden zijn gebruikt om kleurloze brandspiritus te verkrijgen?
A
alleen adsorberen
B
alleen filteren
C
eerst adsorberen , daarna filteren
D
eerst extraheren, daarna filteren.

Slide 23 - Quizvraag

In 750 mL wijn zit 90 mL alcohol.
Het volumepercentage alcohol in de wijn is:
A
12 vol%
B
66 vol%
C
68 vol%
D
83 vol%

Slide 24 - Quizvraag

De dichtheid van ijs is .... dan de dichtheid van water





















































































































De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk

Slide 25 - Quizvraag

Als een voorwerp drijft op water is de dichtheid van het voorwerp...de dichtheid van water.
A
groter dan
B
gelijk aan
C
kleiner dan
D
weet ik niet

Slide 26 - Quizvraag

De dichtheid van de badeend is ...... de dichtheid van water
A
groter dan
B
kleiner dan
C
gelijk aan
D
Dat kun je niet zien

Slide 27 - Quizvraag

Dichtheid

is een stofeigenschap
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

er zit 200 gram zout in een mengsel van zand en zout dat 800 gram weegt.
wat is het massapercentage zout%?
A
20 massa%
B
25 massa%
C
40 massa%
D
4 massa%

Slide 29 - Quizvraag

Reken om:
8,45 mL = ........ L
A
84,5
B
0,845
C
8450
D
0,00845

Slide 30 - Quizvraag

Reken om: 100 ℃ naar Kelvin
A
293 K
B
273 K
C
253 K
D
373 K

Slide 31 - Quizvraag

Hoe reken je 126°C om naar Kelvin?
A
126 - 273 = - 147 K
B
126 + 273 = 399 K
C
273 - 126 = 147 K
D
126 x 273 = fout antwoord

Slide 32 - Quizvraag

Reken om:
- 15 Kelvin = ... ?
A
288oC
B
258oC
C
258oC
D
Kan niet...

Slide 33 - Quizvraag

bereken de molmassa van BaCl2

( Ba= 137,33 Cl= 35,45)
A
280,32
B
208,23
C
172,67
D
172,48

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de molmassa van methaan CH4?
C = 12 u en H = 1 u
A
12 g/mol
B
16 g/mol
C
12 u
D
16 u

Slide 35 - Quizvraag

Omrekenen
70mLstaatgelijkaan....dm3
A
7,0
B
0,70
C
0,070
D
0,0070

Slide 36 - Quizvraag

Omrekenen:
1000 liter =
A
1,000 m³
B
1,000 dm³
C
10,00 dm³
D
10,00 m³

Slide 37 - Quizvraag

Omrekenen:
240 liter =
A
0,240 m3
B
240 dm3
C
240000 cm3
D
24 m3

Slide 38 - Quizvraag

.

Dit is een .... reactie
A
verbrandings
B
synthese/vormings
C
ontleding

Slide 39 - Quizvraag

Wat voor reactie is dit?
2H2O>2H2+O2
A
Ontledingsreactie
B
Vormingsreactie
C
Volledige verbranding
D
Onvolledige verbranding

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de kloppende reactievergelijking?
A
Fe2O3(s) + C(s) --> Fe(l) + CO2(g)
B
Fe2O3(s) + 2 C(s) --> 2 Fe(l) + 2 CO2(g)
C
2 Fe2O3(s) + 3 C(s) --> 4 Fe(l) + 3 CO2(g)
D
3 Fe2O3(s) + 4 C(s) --> 6 Fe(l) + 4 CO2(g)

Slide 41 - Quizvraag

Maak de reactievergelijking kloppend

.....Ca+...O2......CaO
A
212
B
222
C
112
D
111

Slide 42 - Quizvraag

Maak de reactievergelijking kloppend

2P+3Cl2......PCl3
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de molverhouding tussen koolstofdioxide en water?
CH4+2O2
CO2+2H2O
A
1 : 1
B
2 : 1
C
2 : 2
D
1 : 2

Slide 44 - Quizvraag

-->

Wat is de molverhouding tussen NaCl en Na+ ?
NaCl
Na++Cl
A
2:1
B
1:1
C
1:2
D
1:3

Slide 45 - Quizvraag




Geef de molverhouding tussen SO2 en O2
timer
1:00
A
2:1
B
2:0
C
2:2
D
2:0:2

Slide 46 - Quizvraag