Engels woensdag 27 januari 21

Engels extra oefenen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Engels extra oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde:
4. would you like / soup / Which / ? /

Slide 2 - Open vraag

Zet in de goede volgorde:
2. In summer / at five / open/ the pubs

Slide 3 - Open vraag

Zet in de goede volgorde:
a lot of potatoes / eat / Dutch people

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Maanden en dagen worden in het Engels met een hoofdletter geschreven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Welke maanden schrijf je in het Engels en Nederlands hetzelfde?
A
Januari en oktober
B
Januari en Februari
C
November en December
D
Maart en April

Slide 7 - Quizvraag

January
February
Sunday
Saturday
Friday
Thursday
Wednesday
Tuesday
Monday
December
November
October
September
August
July
June
May
April
March
Months
Days

Slide 8 - Sleepvraag

Prepositions zijn:
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
bijwoorden
D
bijvoegelijk naamwoorden

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Prepositions of place

Slide 11 - Tekstslide

Prepositions

Slide 12 - Tekstslide

Welke Engels voorzetsel heb je nodig voor de zin.
Ik sta achter het gebouw
A
bellow
B
behind
C
between
D
next to

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord betekent naast
A
behind
B
bellow
C
next to
D
above

Slide 14 - Quizvraag

Prepositions:
I play hockey ... Thursday.
A
at
B
on
C
in
D
last

Slide 15 - Quizvraag

Prepositions of time
The concert starts ... 11 o'clock.
A
at
B
on
C
in

Slide 16 - Quizvraag

Fill in the prepositions of time:

Do you take sugar __ your coffee?
A
at
B
on
C
in
D
among

Slide 17 - Quizvraag

 I come _____________ England.

 This is a photo ____ me ________ my holiday ____ Spain
 I go ______ school ______ bus.
 I live _________ my mother in a small house.
I have a book ______ you.
Prepositions: Complete the gaps (1-8)   by dragging a preposition A-H. You can only use each preposition once. 
1.
on
to
from
by
of
in
with
for

Slide 18 - Sleepvraag

A or AN?

Slide 19 - Tekstslide

Herhaling van het verschil a/an
Let goed op de uitspraak! 
Sommige woorden beginnen in het Engels met een medeklinker, maar spreek je uit met een klinker aan het begin. 

Bijvoorbeeld: 'hour' > uitspraak 'our'. 
Andersom kan het ook voorkomen: 'uniform' > uitspraak 'juniform'.

Slide 20 - Tekstslide

a of an?
.... game
A
a
B
an

Slide 21 - Quizvraag

A of AN?
.... president
A
a
B
an

Slide 22 - Quizvraag

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 23 - Quizvraag

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 24 - Quizvraag

a of an?
.... hour
A
a
B
an

Slide 25 - Quizvraag

Aan het werk op studiemeter!
Aan het werk:
Iedereen gaat 15 min. op studiemeter aan het werk met Engels
* Engels Vervolg A1 Online
* Starters (Brian, Mitchel, Romy, Shakira)



Slide 26 - Tekstslide