H6 Wie heeft het voor het zeggen? 6.3 Hoe komt de overheid aan geld? (pincode 7e editie)

Welkom! 
H6 Wie heeft het voor het zeggen?


6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 1
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
H6 Wie heeft het voor het zeggen?


6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen 6.2 Sociale zekerheid

- 6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 1
- Tussentijds zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen 6.2
Leerdoelen:
  

Je kunt nu

  • uitleggen wat met het sociaal minimum wordt bedoeld.√
  • uitleggen waarom Nederland een verzorgingsstaat is.√
  • twee groepen sociale verzekeringen noemen en er voorbeelden bij geven. √
  • uitleggen wat sociale voorzieningen zijn en er voorbeelden van noemen.√

Slide 3 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord.

Het bedrag dat je minimaal nodig hebt om van te kunnen leven, noem je sociaal minimum / sociale zekerheid.
A
sociaal minimum
B
sociale zekerheid

Slide 4 - Quizvraag

Welke woorden ontbreken?

Nederland noem je ook wel een ............................. Als je te weinig inkomen hebt, kun je een ...................... krijgen om je huur of zorgpremie te betalen.

Slide 5 - Open vraag

Kies de juiste woorden

De sociale verzekeringen worden betaald met premies / subsidies die ingehouden worden op je brutoloon / nettoloon.
A
premies, brutoloon
B
premies, nettoloon
C
subsidies, brutoloon
D
subsidies, nettoloon

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste woorden

Er zijn volks / werknemersverzekeringen zoals de WW.
A
volk
B
werknemers

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste woorden

En volks / werknemersverzekeringen zoals de AOW.
A
volk
B
werknemers

Slide 8 - Quizvraag



Noem twee voorbeelden van sociale voorzieningen.

Slide 9 - Open vraag



Waarmee betaalt de overheid de sociale voorzieningen? Kies de juiste twee antwoorden.
A
Btw
B
Loonbelasting
C
Verkeersboetes

Slide 10 - Quizvraag

6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 1
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

  • de belangrijkste inkomsten noemen die een gemeente heeft.
  • voorbeelden noemen van enkele belastinginkomsten van de overheid.

Slide 11 - Tekstslide

Inkomsten van een gemeente

Een gemeente ontvangt op verschillende manieren geld:

  • van het rijk
  • onroerendezaakbelasting (ozb). Een belasting die                                                                           huiseigenaren jaarlijks betalen
  • afvalstoffenheffing
  • geld van burgers voor nieuw paspoort of bromfietscertificaat




Slide 12 - Tekstslide

Inkomsten van de rijksoverheid
De overheid ontvangt belasting van burgers en bedrijven.

  • Als je iets koopt, betaal je btw en soms accijns.
  • Als werknemer betaal je loonbelasting.
              --> Werkgevers houden loonbelasting in op het brutoloon van werknemers.
  • Grote bedrijven betalen belasting over hun winst.



Slide 13 - Tekstslide

Samen oefenen: Opgave 3 blz 168

Slide 14 - Tekstslide

Samen oefenen: Opgave 3 blz 164
a. 

Slide 15 - Tekstslide

Samen oefenen: Opgave 3 blz 164

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
10:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 6 op bladzijde 168 en 169. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 17 - Tekstslide

Opgave 1 blz 168

Heb jij de afgelopen week iets gekocht? Zo ja, leg uit op welke manier jij toen belasting hebt betaald.

Slide 18 - Open vraag

Opgave 2 blz 168:

Wat is de belangrijkste inkomstenbron voor een gemeente? Kies het juiste antwoord.
A
Afvalstoffenheffing
B
Inkomsten van paspoorten en bromfietscertificaten
C
Geld vanuit het rijk
D
Onroerendezaakbelasting (ozb)

Slide 19 - Quizvraag

Opgave 4 blz 169: Bekijk de foto naast de leertekst.

Welke belastingen betaal je als je benzine tankt voor je scooter? Kies het juiste antwoord.
A
Accijns en loonbelasting
B
Btw en loonbelasting
C
Btw en accijns
D
Loonbelasting en belasting over de winst

Slide 20 - Quizvraag

Opgave 5 blz 169: Kies in onderstaande zinnen de juiste woorden.

Als je in dienst bent bij een bedrijf, dan houdt je werkgever loonbelasting/winstbelasting in op je brutoloon/nettoloon.
A
loonbelasting, brutoloon
B
loonbelasting, nettoloon
C
winstbelasting, brutoloon
D
winstbelasting, nettoloon

Slide 21 - Quizvraag

Opgave 5 blz 169: Kies in onderstaande zinnen de juiste woorden.

De werkgever betaalt die belasting aan het bedrijf/de Belastingdienst.
A
het bedrijf
B
de belastingdienst

Slide 22 - Quizvraag

Opgave 6 blz 169:

Upload een foto van de ingevulde tabel

Slide 23 - Open vraag

Antwoord opgave 6 blz 169

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • de belangrijkste inkomsten noemen die een gemeente heeft. √
  • voorbeelden noemen van enkele belastinginkomsten van de overheid.√

Slide 25 - Tekstslide

Welkom! 
H6 Wie heeft het voor het zeggen?


6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 2

Slide 26 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen 6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 1

- 6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 2
- Tussentijds zelfstandig aan het werk


Slide 27 - Tekstslide

Herhalen 6.3 Deel 1
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • de belangrijkste inkomsten noemen die een gemeente heeft. √
  • voorbeelden noemen van enkele belastinginkomsten van de overheid.√

Slide 28 - Tekstslide



Wat is de belangrijkste inkomstenbron voor een gemeente? Kies het juiste antwoord.
A
Afvalstoffenheffing
B
Inkomsten van paspoorten en bromfietscertificaten
C
Geld vanuit het rijk
D
Onroerendezaakbelasting (ozb)

Slide 29 - Quizvraag



Welke belastingen betaal je als je benzine tankt voor je scooter? Kies het juiste antwoord.
A
Accijns en loonbelasting
B
Btw en loonbelasting
C
Btw en accijns
D
Loonbelasting en belasting over de winst

Slide 30 - Quizvraag

Kies in onderstaande zinnen de juiste woorden.

Als je in dienst bent bij een bedrijf, dan houdt je werkgever loonbelasting/winstbelasting in op je brutoloon/nettoloon.
A
loonbelasting, brutoloon
B
loonbelasting, nettoloon
C
winstbelasting, brutoloon
D
winstbelasting, nettoloon

Slide 31 - Quizvraag

Kies in onderstaande zinnen de juiste woorden.

De werkgever betaalt die belasting aan het bedrijf/de Belastingdienst.
A
het bedrijf
B
de belastingdienst

Slide 32 - Quizvraag

6.3 Hoe komt de overheid aan geld? Deel 2
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

  • het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen.
  • enkele niet-belastingontvangsten noemen.


Slide 33 - Tekstslide

Directe- en indirecte belastingen
Directe belastingen betaal je rechtstreeks aan de overheid
  • loonbelasting
  • Winstbelasting (bedrijven)


Indirecte belastingen (kostprijsverhogende belastingen)
Deze betaal je via de winkelier --> winkelier draagt deze belasting aan overheid af
  • accijns
  • btw
                          













Slide 34 - Tekstslide

Andere inkomsten van de overheid
De overheid ontvangt ook niet-belastingontvangsten,

bijvoorbeeld:
  • winst van overheidsbedrijven 
Denk aan de NS, Air France-KLM en de Nederlandse Loterij.                                                                          De winst die deze bedrijven maken is deels of helemaal voor de overheid.

  • boetes
Denk daarbij aan een verkeersovertreding. Of boetes die bedrijven betalen als ze de Warenwet overtreden. 












Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 7 t/m 13 op blz 170 en 171. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 36 - Tekstslide

Opgave 7 blz 170:

Wat zijn twee voorbeelden van directe belastingen? Kies de juiste twee antwoorden.
A
Accijns
B
Loonbelasting
C
Btw
D
Winstbelasting

Slide 37 - Quizvraag

Opgave 8 blz 170: Kies het juiste antwoord


Een ander woord voor indirecte belastingen is kostprijsverhogende/kostprijsverlagende belastingen.
A
kostprijsverhogende
B
kostprijsverlagende

Slide 38 - Quizvraag

Opgave 9 blz 170:

Wie zorgt ervoor dat de loonbelasting aan de overheid wordt betaald? Kies het juiste antwoord.
A
Jijzelf. Je maakt de loonbelasting zelf over naar de overheid.
B
De werkgever. Die houdt het op je loon in en maakt het over.
C
De winkelier. Die betaalt het nadat je iets hebt gekocht.

Slide 39 - Quizvraag

Opgave 10 blz 170:

Bekijk de prijsopbouw van 1 liter benzine. Bereken hoeveel je voor één liter benzine betaalt.

Slide 40 - Open vraag

Opgave 10b blz 170:

Welke twee indirecte belastingen zitten in de prijs van benzine?


Slide 41 - Open vraag

Opgave 10c blz 170:

Bereken hoeveel procent de indirecte belastingen zijn van de benzineprijs. Rond af op één decimaal.

Slide 42 - Open vraag

Opgave 11 blz 171: Bekijk de foto naast de leertekst.

Welk voorbeeld van niet-belastingontvangsten zie je hier?

Slide 43 - Open vraag

Opgave 12.1 blz 171: Kies in onderstaande zin het juiste woord

1 De Nederlandse Loterij heeft een winst van € 110 miljoen in een jaar. Deze winst gaat naar deelnemers aan loterijen / de overheid.
A
deelnemers aan loterijen
B
de overheid

Slide 44 - Quizvraag

Opgave 12.2 blz 171: Kies in onderstaande zin het juiste woord

2 De overheid is voor ongeveer 10% eigenaar van Air France-KLM. Air France-KLM maakt € 50 miljoen winst. De overheid krijgt hiervan dan € 5 miljoen / € 25 miljoen.
A
€5 miljoen
B
€25 miljoen

Slide 45 - Quizvraag

Opgave 13a blz 171: Lees het bericht.

Bereken hoeveel de overheid gemiddeld per jaar aan gasinkomsten had.

Slide 46 - Open vraag

Opgave 13b blz 171: Kies hieronder het juiste woord.

Omdat de gaskraan in Groningen wordt dichtgedraaid, dalen/stijgen de niet-belastingontvangsten van de overheid.
A
dalen
B
stijgen

Slide 47 - Quizvraag

Afsluiting 6.3
Leerdoelen:
  

Je kunt nu

  • de belangrijkste inkomsten noemen die een gemeente heeft.√
  • voorbeelden noemen van enkele belastinginkomsten van de overheid.√
  • het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen.√
  • enkele niet-belastingontvangsten noemen.√

Slide 48 - Tekstslide