Week 9 lesson 1

Programme
-  Quick Quiz
-  Prepositions 

- Level test vocabulary
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programme
-  Quick Quiz
-  Prepositions 

- Level test vocabulary

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

There are some books on the shelf and some pictures on the wall.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervang alle zelfstandig naamwoorden door een ander zelfstandig naamwoord (de zin hoeft inhoudelijk niet meer te kloppen).

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervang alle voorzetsels door een ander voorzetsel.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

What is a preposition
of place?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Which prepositions of
place do you know?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

The most common prepositions of place
In = in een (gesloten) ruimte of locatie
I am in the classroom. He is in space.
On = op een oppervlakte of openbaar vervoer
My cat Fluffy eats dinner on the table. Mum is on the roof.
At = op een specifieke plaats of locatie
Today, I am at school. She usually meets her boyfriend at the cinema.

Slide 7 - Tekstslide

Openbaar vervoer:
in = je moet zitten (taxi)
on = je hoeft niet perse te zitten (bus, plane)
Other prepositions of place
next to / beside = naast
I sit next to my friend in class.

behind = achter
Our other friend sits behind us.

in front of = voor
The teacher is standing in front of the board.

Slide 8 - Tekstslide

Under / Over = het bedekt iets anders
Between = tussen 2 dingen
Among = tussen meer dan 2 dingen
Other prepositions of place
under/below = onder.
My legs are under the table.  (bedekt)
Classroom 114 is below room 216. (lager dan)

over/above = boven
She held the umbrella over her head. (bedekt)
I took the path above the lake. (hoger dan)

Between/among = tussen
I saw him among the crowd. (meer dan 2)
My house is between two other houses. (2)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Place the prepositions to the house!
in
above
behind
in front of
next to

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Britain people drive ... the left.
A
in
B
on
C
at

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I always hang out with my friends ___ school.
A
in
B
on
C
at

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The plane flew ... the mountains.
A
by
B
across
C
up
D
over

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We walked ... the hill and then ... the valley.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

A man came ... ... the house and got ... a car.
A
through / next to
B
out of / into
C
across / down
D
among / besides

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He's reading a book ... grammar ... Raymond Murphy.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies