In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4: Grondstoffen
Paragraaf 2
Grondstoffen en duurzame ontwikeling
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud periode 4
- Soorten Grondstoffen
- Duurzaamheid
- Onze ecologische voetafdruk
- Fossiele brandstoffen
- Steenkool
Slide 2 - Tekstslide
Grondstoffen
Grondstof = onbewerkt materiaal uit de natuur om iets te kunnen maken.
Grote vraag naar grondstoffen door groei van de bevolking wereldwijd en wereldwijde economische ontwikkeling.
Verschil tussen niet-hernieuwbare bronnen en hernieuwbare bronnen.
Slide 3 - Tekstslide
Noem twee producten, die jij bezit, waar natuurlijke grondstoffen voor nodig zijn bij de productie.
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Hernieuwbare hulpbronnen
Fossiele brandstoffen zijn voorbeelden van niet-hernieuwbare hulpbronnen. Er ontstaat bijvoorbeeld geen nieuwe olie. In de zoektocht naar nieuwe brandstoffen komen we dus uit bij hernieuwbare hulpbronnen: hulpbronnen die onuitputtelijk zijn en opnieuw ontstaan.
Voorbeelden van hernieuwbare hulpbronnen zijn wind, zonne-energie, waterkracht, kernenergie en geothermische energie. Hoewel al deze hernieuwbare hulpbronnen nadelen hebben, raken ze (vrijwel) niet op.
Biomassa is een hernieuwbare hulpbron die veel wordt gebruikt. Hout, mest en bijvoorbeeld gft-afval wordt verbrand, waarmee energie kan worden opgewekt. Omdat er ook bij bepaalde soorten biomassa veel CO2 kan vrijkomen is niet elke vorm van biomassa goed voor het klimaat.
Slide 10 - Tekstslide
Niet-vernieuwbare energie
De meeste energiebronnen kun je maar 1x gebruiken
--> Milieu-uitputting
--> Versterkt Broeikaseffect
Ook wel: fossiele brandstoffen
Slide 11 - Tekstslide
Waarom duurzame energie?
Fossiele brandstoffen raken op
Fossiele brandstoffen vervuilen enorm
Aarde warmt op
G20 Afspraak: maximaal 2 graden opwarmen, omschakelen naar duurzame energie.
Slide 12 - Tekstslide
Duurzame energie >onbeperkt
Duurzame energie >milieuvriendelijk
Soorten energie:
Biomassa
Energie uit water
Zonne-energie
Windenergie
Geothermie
Slide 13 - Tekstslide
Windenergie
Windmolenparken
meestal op land, vooral aan de kust
soms op zee = offshore windpark
Bij Egmond aan Zee is een offshore windpark
Bij Urk is een windmolenpark in het IJsselmeer
Nadeel windenergie ->
horizonvervuiling
lawaai
Slide 14 - Tekstslide
Zonne-energie
zonnepaneel vangt energie op
zonnecollector verwarmt hiermee water
Nadeel =>
geeft alleen energie als de zon schijnt
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Waterkrachtenergie
energie door stromend water
energie door vallend water
door een stuw of dam te bouwen
energie door eb en vloed
Stuwdam
Alleen bij genoeg reliëf zinvol
Stromend water levert ook energie op
In Nederland bij de plaatsen Lith, Linne en Maurik staan centrales om deze energie op te vangen
Energie door het bewegende water bij eb en vloed. Deze vorm van energie wordt in Frankrijk gebruikt bij St Malo. De energie wordt omgezet in een getijdencentrale
Slide 17 - Tekstslide
Aardwarmte: Geothermische energie
warmte uit warmtereservoirs diep in de bodem, bv bij vulkanen
de hoofdstad van IJsland, Reykjavik, wordt met aardwarmte verwarmd
Slide 18 - Tekstslide
Biomassa
belangrijkste energiebron in Nederland -> goedkoop
de helft van de groene energie in NL komt van biomassa
planten- en dierenresten
bv hout, groente/tuinafval, mest
er komt geen extra CO2 in de lucht
=> door verbranding in electriciteitscentrale wordt energie opgewekt
=> stadsverwarming
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Ecologische Voetafdruk
Slide 22 - Tekstslide
De voetafdruk (ook wel mondiale of ecologische voetafdruk genoemd) is de ruimte die we per persoon innemen op aarde. Deze ruimte wordt berekend op basis van jouw levensstijl. Alles wat je consumeert kost namelijk ruimte. Eten en drinken neemt bijvoorbeeld ruimte in beslag, omdat het verbouwd en vervoerd moet worden. Maar ook papiergebruik (denk aan bomenkap) en energieverbruik (CO2 uitstoot) kosten veel ruimte
Slide 23 - Tekstslide
Als we alle beschikbare ruimte op aarde eerlijk verdelen over alle mensen, zonder dat de aarde uitgeput raakt, dan is er 1,8 hectare (3 voetbalvelden) per persoon beschikbaar. Dit noemen we het Eerlijk Aarde-aandeel. De gemiddelde voetafdruk van alle mensen op de wereld is nu 2,7 ha.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Mensen die grondstoffen verwerken, in de fabriek werken.
A
industrie
B
diensten
C
landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 27 - Quizvraag
Mensen die in de natuur werken, grondstoffen uit de natuur halen. Bosbouw, visserij en boeren.
A
industrie
B
diensten
C
landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 28 - Quizvraag
J of onj: Door grondstoffen binnen de eigen industrie te verwerken ontstaat er meer geld en banen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Globalisering: Steeds verdergaande uitwisseling van:.......... over de hele wereld
A
Mensen, auto's, ideeën en dieren
B
Geld, tijd, electronica en gezondheidszorg
C
Groente, fruit en grondstoffen
D
Mensen, geld, goederen en ideeën
Slide 30 - Quizvraag
‘De grote belangen van de handel, de visserij en de grondstoffen onder de zeebodem maken duidelijke regels noodzakelijk.’ Noem de voorbeelden van een waardevolle grondstof die onder de bodem van de Noordzee te vinden is.
A
aardolie
B
steenkool
C
aardgas
D
ijzererts
Slide 31 - Quizvraag
Waarom is er steeds meer vraag naar voedsel en producten?
A
Doordat wij in het westen steeds meer consumeren
B
Doordat er steeds meer mensen geld uit te geven hebben
C
Doordat bepaalde grondstoffen steeds schaarsers worden
D
Doordat je in veel gebieden geen voedsel kunt verbouwen
Slide 32 - Quizvraag
Waarom wordt in Nederland weinig geothermische energie opgewekt?
A
In Nederland zijn daarvoor te weinig grondstoffen aanwezig, zoals bomen en tuinafval.
B
In Nederland zijn geen bergen en stuwmeren en is te weinig snelstromend water.
C
In Nederland zijn te weinig energiecentrales waar duurzame brandstoffen kunnen worden verbrand.
D
In Nederland zit niet veel warmte in de grond, omdat er geen vulkanisme is.
Slide 33 - Quizvraag
Bij meer welvaart stijgt ook de vraag naar luxe producten zoals cosmetica, make up en kleding. Wat is hier het probleem van?
A
Steeds meer mensen vinden het belangrijk om er mooi uit te zien d.m.v make up en kleding
B
Veel van deze producten zijn van dierlijke producten gemaakt
C
Mensen in arme gebieden willen nu net als wij in het westen meer kleding dan ze eigenlijk nodig hebben
D
Voor de grondstoffen hiervan zijn ook ontzettend veel natuurlijke producten nodig
Slide 34 - Quizvraag
.
Test je kennis over het onderwerp in de quiz!
Welke zin is NIET WAAR?
A
Je kunt energie uit afvalwater halen. Als je het slib dat achterblijft na het zuiveren van afvalwater in een gistingstank doet, kunnen bacteriën het slib omzetten in biogas.
B
Uit ons afvalwater kunnen we nuttige grondstoffen terugwinnen, zoals cellulose, fosfaat en bioplastics. Daar kan bijvoorbeeld papier, asfalt en kunstmest van gemaakt worden.
C
Momenteel wordt bij de kust van Texel getest of we energie kunnen halen uit golfbewegingen.
D
Energie uit warm en koud water halen heet aquaplanning. Het is duurzaam, kost niet veel ruimte en je kunt er veel panden mee verwarmen en verkoelen.
Slide 35 - Quizvraag
Globalisering=
Het steeds meer internationaal uitwisselen van geld, goederen, mensen en ideeën
Of: Proces waarbij gebieden wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden worden.
Slide 36 - Tekstslide
Globalisering is het uitwisselen van...
A
Geld
B
Goederen
C
Mensen
D
Informatie
Slide 37 - Quizvraag
Globalisering zorgt voor steeds meer onderlinge contacten
A
ja
B
nee
C
in rijke landen
D
in arme landen
Slide 38 - Quizvraag
Door globalisering kunnen wij iPhones, Samsungs, Sony's en Huawei's kopen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quizvraag
De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.
Slide 40 - Quizvraag
Soorten producten
Grondstoffen: deze komen uit de primaire sector. Zijn de basis van alle producten.
Half-fabrikaten: bewerkte grondstoffen of onderdelen voor een eindproduct.
Eindproduct: een product dat helemaal klaar is voor gebruik.
Slide 41 - Tekstslide
Wat zijn grondstoffen?
A
aarde
B
grondstoffen halen we uit de grond om producten mee te maken
Slide 42 - Quizvraag
de meeste winst maak je als je
A
eindproducten invoert en grondstoffen uitvoert
B
alleen eindproducten invoert
C
alleen ruwe grondstoffen invoert
D
ruwe grondstoffen invoert en eindproducten uitvoert
Slide 43 - Quizvraag
Eindproduct
A
Grondstoffen
B
Producten gemaakt van grondstoffen
C
Een mooi product
D
Producten die voor de klant bestemd zijn.
Slide 44 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord
A
Grondstoffen komen alleen in arme landen voor.
B
Grondstoffen komen alleen in rijke landen voor.
C
Grondstoffen komen in de hele wereld voor
D
In mijnen worden grondstoffen uit de grond gehaald.
Slide 45 - Quizvraag
niet-hernieuwbare hulpbronnen
hernieuwbare hulpbronnen
uitputbare
hernieuwbare hulpbronnen
tropisch regenwoud
uranium
aardgas
zon
wind
katoen
Slide 46 - Sleepvraag
Slide 47 - Video
Hout, veen en steenkool zijn alle drie voorbeelden van delfstoffen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 48 - Quizvraag
Hout, veen en steenkool zijn alledrie voorbeelden van delfstoffen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 49 - Quizvraag
Hoe worden grond- en brandstoffen die je uit de aarde haalt genoemd?
A
Aardolie
B
Biomassa
C
Delfstoffen
D
Koolstofdioxide
Slide 50 - Quizvraag
Hoe kan je NIET de verschillende in draagkracht meten? Door te kijken naar...